1909
voorpaginabeeld: David, Portret van Mme Récamier (fragm., publ. dom. via Wikipedia)
1909 is een van Apollinaires meest toegankelijke gedichten uit Alcools. Het geeft uiting aan een fin de sièclejaar in Parijs waarin de luxe van de bovenklasse samenging met een explosieve groei tot industriële metropool. Er waren in een paar decennia een miljoen inwoners bijgekomen in de stad.
Het gedicht bestaat uit niet rijmende vrije verzen, maar zoals vaker bij Apollinaire zitten er verschillende traditionele regels zoals alexandrijnen tussen. Dat maakt het minder ‘proza’ en is een verwijzing naar de traditie. Ook het noemen van het kapsel van het Récamier-kapsel verwijst terug. Juliette Récamier, tijdgenoot van Napoleon, was net als de dame in dit gedicht blijkbaar een seksueel afstandelijke schoonheid.
Het Franse origineel volgt onder onze vertaling.
1909
door Guillaume Apollinaire | vertaling: Wouter van der Land
De dame droeg een japon
Van lichtpaarse ribzijde
En haar tunica met goudbrokaat
Was samengesteld uit twee panden
Die van haar schouders hingen
Als engelen dansten haar ogen
Ze lachte ze lachte
Haar gezicht was gekleurd als de Franse vlag
Blauwe ogen witte tanden en haar lippen intens rood
Haar gezicht was gekleurd als de Franse vlag
Haar hals was rond uitgesneden
Ze had een Récamier-coiffure
Met mooie blote armen
beeld: Youtube, tutorial voor coiffure van Mme Récamier
Zullen we nooit middernacht horen slaan
De dame in de lichtpaarse japon
In tunica met goudbrokaat
Hals rond uitgesneden
Wandelde haar rondjes
Haar gouden band
En slofte haar schoentjes met gespen voort
Zij was zo mooi
Dat je niet van haar houden durven zou
Ik hield van gruwelijke vrouwen in grote buitenwijken
Waar nieuwe schepselen wel iedere dag verschenen
IJzer dat was hun bloed en vuur dat was hun brein
Ik hield ik hield van het volk dat handig met machines was
Overvloed en schoonheid zijn niets meer dan hun schuim
Die vrouw zij was zo mooi
Dat ik bang van haar werd
1909
door Guillaume Apollinaire
La dame avait une robe
En ottoman violine
Et sa tunique brodée d’or
Était composée de deux panneaux
S’attachant sur l’épaule
Les yeux dansants comme des anges
Elle riait elle riait
Elle avait un visage aux couleurs de France
Les yeux bleus les dents blanches et les lèvres très rouges
Elle avait un visage aux couleurs de France
Elle était décolletée en rond
Et coiffée à la Récamier
Avec de beaux bras nus
N’entendra-t-on jamais sonner minuit
La dame en robe d’ottoman violine
Et en tunique brodée d’or
Décolletée en rond
Promenait ses boucles
Son bandeau d’or
Et traînait ses petits souliers à boucles
Elle était si belle
Que tu n’aurais pas osé l’aimer
J’aimais les femmes atroces dans les quartiers énormes
Où naissaient chaque jour quelques êtres nouveaux
Le fer était leur sang la flamme leur cerveau
J’aimais j’aimais le peuple habile des machines
Le luxe et la beauté ne sont que son écume
Cette femme était si belle
Qu’elle me faisait peur