Que vlo-ve? – aflevering 1
beeld: Baedeker (Archive.org, publ. dom.)
Als amuse voor de Ardennenweken de eerste aflevering van ons feuilleton van Que vlo-ve?. Dit verhaal uit L’Hérésiarque et Cie is Apollinaires eigen ‘ontstaansmythe’ als dichter. Hij verbleef rond 1900 zowel in de Waalse Ardennen als in de nabijgelegen Eifel, waar een bezoek aan de Apollinaris-bron hem mogelijk aanzette om Apollinaire (een van zijn doopnamen) als pseudoniem te kiezen.
Apollinaires spel met eruditie bestaat hier uit het bombarderen van de lezer met allerlei toeristische en culturele weetjes en waarnemingen, die spontaan overgaan in poëzie.
Que vlo-ve?
door Guillaume Apollinaire | vertaling: Wouter van der Land
De gitaar van Que vlo-ve? had iets van de wind die altijd zucht in de Belgische Ardennen…
Que vlo-ve? was de godheid van dit woud waar Genoveva van Brabant ronddoolde, van de oevers van de Maas tot aan de Rijn, via de vulkanische Eifel naar de dode zeeën die de meren van Daun zijn, de Eifel waar de bron van Sint-Apollinaris opwelt en waar het meer van Maria Laach een fluim van de Maagd is…
De ogen van Que vlo-ve? –die onophoudelijk knipperden en plakten in het vlees van zijn oogleden zo rood als rauwe ham– traanden voortdurend en de tranen brandden op zijn lippen als het water van de talrijke zure bronnen in de Ardennen.
Hij was de vriend van de wilde zwijnen, de neef van de hazen en de eekhoorns en het leven deed zijn ziel schudden zoals de oostenwind de oranje trossen in de lijsterbessen laat schudden…
Que vlo-ve? (wat wil zeggen: wat wilt u?), de walende Waal uit Wallonië, was als Pruis geboren in Mont, een plaats die in het Duits Berg wordt genoemd en nabij Malmédy ligt, langs een weg die leidt naar de gevaarlijke veengebieden die Hautes-Fanges of Hautes-Fagnes worden genoemd, of beter Hohe-Venn, aangezien we al in Pruisen zijn, waarvan de palen in zwart met wit, sabel met zilver, kleur van de nacht, kleur van de dag langs alle wegen getuigen.
Que vlo-ve? gaf de voorkeur aan zijn bijnaam boven zijn echte naam: Poppon Remacle Lehez. Maar wanneer je hem begroette met zijn vleinaam Li bai valet (de mooie jongen), liet hij de ziel van zijn gitaar galmen en klopte hij op de buik van zijn gespreksgenoot en zei: ‘Die klinkt zo hol als mijn gitaar, hij schreeuwt van de dorst, hij heeft geen peket meer om te pissen.’
Dan nam je elkaar bij de arm en zonder elkaar te tutoyeren –want men tutoyeert elkaar nooit in het Waals– ging je nondeju! een peket drinken, wat het meest vulgaire graandestillaat is dat er bestaat en dat in het Frans eufemistisch met genièvre wordt aangeduid.
En het zou zeer uitzonderlijk zijn wanneer je daar in de hoek niet de dichter Guyame zou ontdekken, die de gave van alomtegenwoordigheid bezat, want je zag hem bij alle afgiftepunten van bier en peket tussen Stavelot en Malmédy. Hoe vaak was het niet voorgekomen dat gasten met elkaar op de vuist gingen omdat eentje zei: ‘Ik heb gisteren met Guyame gedronken, het was zó laat.’ ‘Leugenaar’, zei een ander, op datzelfde tijdstip was Guyame bij ons in café In de berenmuts en de postontvanger en de ontvanger der belastingen kunnen ervan getuigen.
En van het ene op het andere moment ruilden de gasten muilperen met elkaar uit voor de eer van de dichter.
Guyame leed aan tuberculose en verbleef in het gasthuis in Stavelot. Omdat hij overal gratis te drinken kreeg, ging Guyame overal drinken. En zodra hij één slok op had, begon hij te vertellen: sprookjes, roversverhalen,… van een andere planeet of complete flauwekul! Hij declameerde verzen tegen de protestantse familie van het kerkplein, tegen de bultenaar van Francorchamps en tegen het roodharige meisje van Trois-Points, dat in de herfst altijd paddenstoelen ging zoeken. Gatver! Door paddenstoelen vallen koeien dood neer en die kleine rooie schranst ervan zonder te sterven! Ah, die toverkol!… Maar hij bezong ook de glorie van de rode bosbessen, van de blauwe bosbessen en de goede werking voor de ingewanden van melk en blauwe bosbessen, dat wil zeggen de goddelijke ambrozijn genaamd tchatcha. Vaak schreef hij verzen voor de serveersters die de krompires schilden, de smakelijke aardappelen, de magna bona…