De vermoorde dichter VI: Gambrinus
beeld: Frank Luca, Unsplash (publ. dom.)
We vertalen De vermoorde dichter (Le poète assassiné). Wat vooraf ging: V Pausdom, IV Adel, III Zwangerschap, II Verwekking, I Naam.
Toen ze kaartjes naar Monaco namen, dachten de baron en barones Des Ygrées aan te komen op dat station dat het vijfde is wanneer je vanuit Italië binnenkomt in Frankrijk en het tweede van het kleine Monegaskische prinsdom.
De naam Monaco is eigenlijk de Italiaanse benaming voor dit prinsdom, hoewel hij nu in het Frans wordt gebruikt, terwijl de Franse aanduidingen Mourgues en Monèghe in onbruik zijn geraakt.
Het Italiaanse gebruikt de naam Monaco echter niet alleen voor het prinsdom van die naam, maar ook voor de hoofdstad van Beieren, die de Fransen Munich noemen. De bediende had de baron voor Monaco-München in plaats van die voor Monaco-prinsdom gegeven. Toen de baron en de barones de dwaling inzagen, bevonden ze zich aan de Zwitserse grens. Nadat ze van de verbazing bekomen waren, besloten ze om de reis naar München te volbrengen om alles van dichtbij te zien wat de antikunstzinnige geest van het moderne Duitsland aan lelijkheid heeft weten te concipiëren op het gebied van architectuur, beeldhouwkunst, schilderkunst en decoratieve kunst…
Een koude maartmaand liet het stel bibberen in het Athene van steenkarton…
’Bier’, had de baron Des Ygrées gezegd, ‘is uitstekend voor zwangere vrouwen.’
Hij nam zijn vrouw mee naar het koninklijke bierhuis van Pschorr, naar de Augustinerbräu, naar Münchnerkindl en andere bierhuizen.
Ze bestegen de Nockerberg, die zich in een grote tuin bevindt. Daar wordt voor zolang het duurt Salvator gedronken, het bekendste bier van maart, en dat duurt niet lang, want de Müncheners zijn drankzuchtig.
Toen de baron met zijn vrouw de tuin binnenging, bleek deze gevuld door een menigte van al bezopen drinkers, die luidkeels zongen, heen en weer hosten en lege bierkannen stuksloegen.
Handelaren verkochten er gebraden gevogelte, gegrilde haring, pretzels, broodjes, vleeswaren, suikergoed, souvenirs en ansichtkaarten. Ook Hannes Irlbeck, de koning der drinkers was aanwezig. Sinds Perkeo, de drankzuchtige dwerg van het Grote Vat van Heidelberg, had men niet zo’n zuiplap meegemaakt. Ten tijde van het maartse bier en de periode van de bock in mei dronk Hannes Irlbeck veertig liter bier. In normale tijden kwam hij maar tot vijfentwintig.
Op het moment dat het elegante koppel Des Ygrées bij hem in de buurt kwam, liet Hannes zijn kolossale billen rusten op een bank, die al zo’n twintig enorme mannen en vrouwen ondersteunde en het onmiddellijk krakend begaf. De drinkers vielen met de benen in de lucht. Er verschenen een paar blote dijen, want de kousen van de Münchense vrouwen komt niet hoger dan de knie. Overal barstte gelach los. Hannes Irlock, die ook ter aarde gestort was –maar zonder zijn bierkan te laten vallen– goot de inhoud ervan over de buik van een meisje dat vlakbij hem over de grond rolde. Het schuimende bier onder haar leek op wat ze deed zodra ze rechtop stond en een liter in één teug leegdronk om haar emotie de baas te worden.
Maar de bedrijfsleider van de biertuin riep:
’Donnerkeil! Verdomde zwijnen… een kapotte bank.’
Hij stormde naar voren met zijn serveerdoek onder zijn arm en riep de bedienden:
’Franz!, Jacob!, Ludwig!, Martin!’, terwijl de gasten de bedrijfsleider riepen:
’Ober!, ober!’
De oberkellner en de bedienden keerden echter niet terug. De drinkers verdrongen zich bij de tapkasten waar ze hun bierkan zelf mee naartoe namen, maar de vaten stroomden niet meer leeg, je hoorde niet meer minuut na minuut het luide geklak dat het aanslaan van een nieuw fust aankondigde. Het gezang was verstomd, de woedende drinkers uitten beledigingen naar de brouwers en het maartse bier zelf. Anderen profiteerden van het intermezzo door met uitpuilende ogen een partij te kotsen, waarbij hun buren hen met een onwankelbare ernst aanmoedigden. Hannes Irlbeck, die met moeite overeind was gekomen, snoof en bromde: ‘Er is geen bier meer in München!’
In de tongval van zijn stad herhaalde hij:
’Minchen!, Minchen!, Minchen!’
Nadat hij zijn ogen naar de hemel gericht had, haastte hij zich naar een handelaar in gevogelte en nadat hij bij hem een gebraden gans had besteld, begon hij wensen kenbaar te maken:
Geen bier meer in München… wanneer er tenminste maar rettich was!’
Hij herhaalde lang het Münchense woord:
’Raadi, raadi, raadi…’
Plotseling hield hij op. De menigte van dorstig geworden drinkers slaakte een kreet van tevredenheid. De vier bedienden verschenen bij de poort van het bierhuis. Met waardigheid droegen ze een soort baldakijn waaronder de oberkelner liep, stram en zo trots als een onttroonde Afrikaanse koning. Zij liepen vooruit voor nieuwe biertonnen, die op de slag van de klok werden aangeslagen, terwijl op die bomvolle heuvel het gelach, het geroep en het gezang losbarstte, hard en onrustig als de adamsappel van Gambrinus zelve, die grotesk in monniksgewaad gekleed, met de rettich in de ene hand, met de andere hand de kruik leegt die zijn keel streelt.
Het verwachtte kind werd flink heen en weer geschud door het gelach van Macarée, die zich vermaakte met het schouwspel van deze enorme zuippartij en met haar man naar hartelust dronk.
Die vrolijkheid van de moeder had een gunstige invloed op het karakter van haar nakomeling, die daardoor al voor zijn geboorte veel gezond verstand meekreeg, werkelijk gezond verstand –dat spreekt vanzelf– dat van de grote dichters.