Apollinairejaar 2018 begint met ‘Wijnmaand’
voorpaginabeeld: Louis Lafitte, allegorie van Vendémiaire (fragm., publ. dom., via Wikipedia)
We openen het Apollinairejaar 2018 met vuurwerk, wijn en een primeur: de eerste gepubliceerde Nederlandse vertaling van ‘Vendémiaire’, het monumentale slotgedicht van Alcools . Vertaald en van noten voorzien door dichter Leo van der Sterren. Waarvoor heel veel dank.
beeld: kladversie ‘Vendémiaire’, bron: Gallica.bnf.fr / BnF
We presenteren hier de Nederlandse vertaling met regelnummers en genummerde noten. De Franse tekst is bijvoorbeeld te vinden bij het Observatoire de la vie littéraire.
Wijnmaand[1]
door Guillaume Apollinaire, vertaald door Leo van der Sterren
Mensen van morgen herinner u aan mij 1
Ik leefde toen koningen hun einde vonden
Om beurten sneuvelden zij stil en triest
En werden drie keer driester trismegistussen[2]
Hoe mooi Parijs was eind september 5
Elke nacht werd een wijngaard waar de wingerds[3]
Hun gloed vergoten op de stad en daarboven
Wachtten rijpe sterren aangeprikt door de beschonken vogels[4]
Van mijn glorie op de oogst van het ochtendgloren[5]
Een avond langs verlaten grauwe kades gaand 10
Op de terugweg naar Auteuil hoorde ik een stem[6]
Die ernstig zong en soms ook zweeg
Opdat het geklaag van andere verre stemmen
De oevers van de Seine eveneens bereiken zou
En gedurig hoorde ik gezang en kreten 15
In de nacht door het lied van Parijs bezield
Ik heb dorst steden van Frankrijk en Europa en alom[7]
Vergiet uw stromen in mijn diepe keel[8]
Ik zag Parijs toen al dronken in de wijngaard[9]
De zoetste druif ter aarde oogsten 20
Die wonderbare bessen die aan de stokken zongen
En Rennes gaf respons met Quimper en Vannes[10]
Hier zijn wij o Parijs Onze huizen en bewoners
De trossen van onze zinnen door de zon gebaard
Offeren zich op om jou te laven jij te gulzig wonder[11] 25
Wij brengen jou de hersenen kerkhoven muren
De wiegen vol geschrei dat jij niet horen zult
En stroomop stroomaf ons denken o rivieren
De oren van de scholen en onze gevouwen handen
Met gestrekte vingers onze handen de kerktorens 30
En wij brengen jou ook die soepele rede[12]
Die het mysterie afsluit zoals een deur het huis
Hoofs mysterie van de ridderlijkheid
Fataal mysterie fataal van een ander leven
Dubbele rede die geenzijds de schoonheid is[13] 35
Die Griekenland noch de Oriënt ooit kenden
Dubbele rede van Bretagne waar golf na golf[14]
De oceaan allengs het oude continent castreert[15]
En de noordelijke steden gaven blij respons[16]
O Parijs hier zijn wij levendige dranken 40
De mannelijke steden waar de metalen heiligen
Van onze heilige fabrieken zeveren en zingen
Onze schoorstenen in de open hemel zwangeren de wolken
Zoals werktuiglijk Ixion dat vroeger deed[17]
En onze ontelbare handen 45
Werkplaatsen manufacturen fabrieken handen
Waar de naakte vingerachtige arbeiders
Voor tig per uur het echte fabriceren
Wij geven jou dat allemaal
En Lyon gaf respons terwijl de engelen van Fourvières[18] 50
Een nieuwe hemel weefden met hun zijde van gebeden[19]
Les jouw dorst Parijs met goddelijke woorden
Die mijn lippen Rhône en Saône murmelen
Steeds diezelfde uit zijn dood herrezen cultus[20]
Scheidt hier de heiligen en maakt dat bloed er regent[21] 55
Blijde regen o lauwe druppels o pijn
Een kind ziet vensters open gaan
En trossen hoofden zich aan de dronken vogels offeren
Toen gaven de steden van het zuiden respons[22]
Nobel Parijs enige drijfveer die er nog bestaat 60
Jij die ons humeur fixeert conform jouw lot
En jij die schrompelt Middellandse Zee[23]
Deel onze lijven als het breken van een hostie
Deze verheven geliefden en hun verweesde dans
Worden o Parijs de pure wijn waar jij van houdt 65
En een constant geratel van Sicilië
Wees op deze woorden met geklapwiek
De druiven van onze wijngaard zijn geplukt[24]
En de trossen doden welks gewassen bessen
Smaken naar het bloed de aarde en het zout 70
Zijn hier voor jouw dorst Parijs in de hemel
Verdonkerd door hongerige wolken
Die Ixion de slinkse schepper liefkoost
En die op zee alle Afrikaanse raven baren
O druiven En deze ogen dof en in de kring van de familie 75
De toekomst en het leven vervelen zich in deze wingerds[25]
Maar waar is de lichtende blik van de sirenes[26]
Hij bedroog de zeelui die op deze vogels vielen
Hij zal de klip van Scylla niet meer ronden[27]
Waar de drie zoete en serene stemmen zongen 80
De zeestraat is ineens van uiterlijk veranderd[28]
Gezichten van vlees van de golf van alles
Wat men zich kan voorstellen
Jullie zijn slechts maskers op gemaskerde gezichten
Glimlachend zwom de jongeman tussen de walkanten 85
En op zijn nieuwe golf dreven de verdronkenen[29]
Op de vlucht voor jammerende zangeressen
Zij namen afscheid van kolk en klip
Van hun bleke echtgenotes die op de terrassen lagen
Om dan op te stijgen naar de brandende zon 90
Hen volgend in de golf waarin de sterren zinken
Toen de nacht bestrooid met open ogen wederkwam
Om daar te dwalen waar de hydra deze winter siste[30]
En ik hoorde plotsklaps jouw gebiedend stemgeluid
O Rome[31] 95
Mijn oude denken in één keer verwensen
En ook de hemel waarin liefde lotgevallen leidt[32]
Het loof dat uit de kruisstam groeide[33]
En zelfs de fleur de lis die zieltoogt in het Vaticaan[35] 100
De smaak heeft van het pure bloed van hem[36]
Die een andere plantenvrijheid kent waarvan jij[37]
Niet weet dat zij de hoogste deugd is[38]
Een driekroon is op de plavuizen gevallen[39]
De hiërarchen stampen er met hun sandalen op 105
O luister van de volksmacht die verbleekt
Dat de koningsnacht maar kome waarin men alle dieren doden zal
De wolvin met het lam de arend met de duif
Een drom vijandige en wrede koningen
Die dorstig zijn als jij in die wijngaard van de eeuwigheid 110
Verlaten de aarde en gaan de hemel in
Om tweeduizend jaar mijn wijn te drinken
De Rijn en Moezel komen zwijgend samen[40]
Het is Europa dag en nacht in Koblenz biddend[41]
En ik die me ophield op de kade van Auteuil[42] 115
Toen soms wanneer de tijd er was als druivenbladeren
De uren vielen dan is het tijd ik hoorde het gebed
Dat de verstaanbaarheid van de rivieren samenbracht
O Parijs de wijn van jouw land is beter dan die
Die op onze oevers groeit maar aan de wijnranken in het noorden[43] 120
Zijn alle druiven rijp voor deze vreselijke dorst
Mijn trossen bolle mensen bloeden in de wijnpers[44]
Jij zult het Europese bloed met lange teugen drinken
Want het is in jou dat God kan worden 125
En al mijn druiventelers in die mooie huizen
Waarvan de lichten ’s avonds in onze twee wateren weerspiegeld worden[45]
In die mooie schone huizen witten en zwarten[46]
Zingen voor jouw glorie niet wetend dat jij er echt bent[47]
Maar wij vloeibare handen gevouwen voor gebed 130
Wij voeren het op avontuur beluste water naar het zout
En de stad tussen ons als tussen bladen van een schaar
Weerspiegelt in haar slaap geen enkel licht in haar twee wateren
Die nu en dan gesis voortbrengen
Dat de meisjes van Koblenz in hun slaap stoort[48] 135
De steden gaven nu met honderden respons
Ik hield hun woorden die van verre kwamen niet meer uit elkaar
En Trier de oude stad
Mengde zijn stem met de hunne[49]
Het hele universum in die wijn verdicht 140
Die vol met zeeën dieren planten zat
De steden kansen en de sterren die zingen
De mensen die aan de oever van de hemel knielen
En het tamme ijzer onze fijne makker
Het vuur waarvan je houden moet als van jezelf 145
Alle trotse doden vereend onder mijn voorhoofd
De bliksemschicht weerlichtend als een kiemende gedachte
Alle namen zes per zes de namen een voor een
Kilo’s papier ineengedraaid als vlammen
En zij daar die onze botten weten wit te wassen 150
De onsterfelijke goede verzen lijdzaam zich vervelend[50]
Legers voor de veldslag opgesteld
Wouden van kruisbeelden en mijn paalwoningen
Op de oever van de ogen van haar die ik zo lief heb[51]
De bloemen die onmondig gillen[52] 155
En alles wat ik niet vermag te zeggen
Alles wat ik nimmer kennen zal
Al dat al dat veranderd door die pure wijn[53]
Waar Parijs naar dorstte
Werd mij toen aangereikt[54] 160
Daden mooie dagen wrede slaap
Planten Paringen eeuwige muzieken
Bewegingen Aanbiddingen goddelijk verdriet
Werelden gelijk aan jullie en gelijk aan ons[55]
Jullie heb ik gedronken en mijn dorst werd niet gelest[56] 165
Maar sindsdien kende ik de smaak van het universum[57]
Ik ben beschonken want ik dronk het hele universum
Op de kade vanwaar ik de golven stromen zag en de bijlanders slapen[58]
Hoor mij ik ben de keel van Parijs
En weer drink ik als het me zint het universum[59] 170
Hoor mijn liedjes van universele drankzucht[60]
En de septembernacht ging traag ten einde
De rode lichten van de bruggen doofden in de Seine
De sterren gingen dood de dag begon met moeite[61]
© 2018 Leo van der Sterren
Over de vertaling
Voor deze vertaling heb ik gebruik gemaakt van de volgende werken: Guillaume Apollinaire, ‘OEuvres poétiques’, Bibliothèque de la Pléiade, Paris, 1959 [1956]; Guillaume Apollinaire, ‘Alcools suivi de Le Bestiaire illustré par Raoul Dufy et de Vitam impendere amori’, Éditions Gallimard, Paris, 1984 [1920]; Guillaume Apollinaire, Johannes Hübner (vert.), Lothar Klünner (vert.), ‘Alkohol. Gedichte französisch-deutsch’, Darmstadt, Neuwied, 1980 [1976]; Guillaume Apollinaire, Donald Revell (vert.), ‘Alcools. Poems by Guillaume Apollinaire’, Middletown, Connecticut, 1995; Guillaume Apollinaire, Martin Sorrell (vert.), ‘Selected Poems’, Oxford, 2015; Michel Décaudin, ‘Le dossier d’ “Alcools”, Genève, Paris, 1971; Claude Debon, ‘Apollinaire. Glossaire des oeuvres complètes’, Paris, 1988; Willard Bohn, ‘Reading Apollinaire’s Alcools’, Newark, Delaware, 2017; Veronika Krenzel-Zingerle, ‘Apollinaire-Lektüren. Sprachrausch in den Alcools’, Tübingen, 2003. Vooral dit laatste boek bevat een uitgebreide analyse van ‘Vendémiaire’. Ten slotte heb ik veelvuldig Gallica.bnf.fr geraadpleegd.
Noten
[1] Het slotgedicht van Apollinaires gedichtenbundel ‘Alcools’ uit april 1913, ‘Vendémiaire’, werd voor het eerst gepubliceerd in nummer 10 van ‘Les Soirées de Paris’ in november 1912 (het veel beroemdere openingsgedicht van ‘Alcools’, ‘Zone’, zou in het decembernummer 11 van het periodiek verschijnen). Een cahier met een kladversie uit vermoedelijk 1909 is bewaard gebleven waaruit blijkt dat ‘Vendémiaire’ bedoeld was als onderdeel van een groter geheel, ‘L’année republicaine’. Een tweede gedicht in het handschrift, getiteld ‘Brumaire’ is later omgewerkt naar ‘Cortège’ (het schrift bevat ten slotte een kladversie van ‘Zone’).
‘Vendémiaire’ was de naam van de eerste maand van de Franse Republikeinse kalender die op 5 oktober 1793 werd ingesteld en tot 1 januari 1806 werd gehandhaafd (‘Brumaire’ was de tweede maand – Apollinaire wilde dus chronologisch te werk gaan). De naam ‘Vendémiaire’ betekent ‘wijnmaand’ omdat rond deze tijd van het jaar (eind september tot eind oktober) in de wijnbouw de druiven werden geoogst.
beeld: Louis Lafitte, allegorie van Vendémiaire (publ. dom. via Wikipedia)
Door zijn gedicht een titel te geven die refereert aan de Franse revolutie, introduceert Apollinaire het motief van de revolutie en van omwenteling of vernieuwing in meer algemene zin. In ‘Vendémiaire’ zal Apollinaire diverse soorten van omwentelingen etaleren, zoals ook het ontbreken van interpunctie als een (in de dichtkunst) revolutionaire daad op te vatten is. ‘Vendémiaire’ sluit aan op het openingsgedicht ‘Zone’ van ‘Alcools’, een bundel die oorspronkelijk ‘Eaux-de-vie’ had moeten heten. Beide gedichten kunnen gekwalificeerd worden als modernistische stadsgedichten die bovendien een kosmopolitische indruk achterlaten. Wat betreft de narratieve structuur en de sfeer lijken de twee gedichten sterk op elkaar, zoals ze ook een losse, prozaïsche toon gemeen hebben. Daarnaast hebben de gedichten ongeveer dezelfde lengte. Ten slotte knoopt Apollinaire in de regels 148 en 149 van ‘Zone’ niet alleen direct bij zowel de verworpen als de uiteindelijke titel van de bundel aan, maar loopt hij ook op ‘Vendémiaire’ vooruit: Et tu bois cet alcool brûlant comme ta vie / Ta vie que tu bois comme eau-de-vie. Zie ook de voetnoot bij regel 97.
[2] Je zou, het woord ‘trismégistes’ letterlijk nemend, regel 4 ook als volgt kunnen vertalen: ‘En werden drie keer driester drie keer groter’, waarmee echter de zinspeling op Hermes Trismegistus en het esoterische Corpus Hermeticum verloren gaat. Deze koningen die roemloos en ongemerkt aan hun einde kwamen, leiden hun leven in het hiernamaals als het ware ondergronds en in het geheim voort. Wellicht zijn het dezelfde koningen die in de regels 104 tot en met 112 opduiken en wraak nemen voor wat hen is aangedaan. Deze eerste strofe sluit bij de titel aan door te verwijzen naar de Franse revolutie en de revoluties van de negentiende eeuw. Maar Apollinaire zinspeelt ook op de belle époque waarin nogal wat (door hetanarchisme geïnspireerde) aanslagen op leden van Europese vorstenhuizen werden gepleegd. Met deze strofe die de functie van een retorisch gebaar heeft, maakt de ‘ik’ als dichter van of spreker in het gedicht zijn eigen importantie kenbaar: hij heeft al veel beleefd en gezien, dus wat volgen gaat, heeft de nodige portee. De lezer wordt echter op het hart gedrukt zich niet zozeer de woorden van de ‘ik’ in het gedicht te in te prenten als wel de persoon van de ‘ik’. Deze aanzet zal aan het einde van het gedicht worden uitgewerkt.
[3] Met de introductie van de beeldspraak van de wijn en de wijnbouw verwijst Apollinaire naar de Griekse god Dionysos. Met die impliciete (eerste) referentie aan Dionysos en diens offerdood – waarin het element van verlossing ook prominent aanwezig is – voert Apollinaire het offermotief in dat het centrale thema in het gedicht vertegenwoordigt. Dionysos (en diens verwerking door Nietzsche in ‘Die Geburt der Tragödie’) speelt gedurende het hele gedicht een belangrijke rol, zij het op de achtergrond. In ‘Vendémiare’, als in vele andere gedichten, alludeert Apollinaire veelvuldig op (figuren uit) de antieke mythologie. Met zijn gebruik ervan ‘herdicht’ hij de mythische stof als het ware, en met dat hernieuwde gebruik geeft hij het materiaal een andere inhoud en een nieuwe lading. Daarbij maakt hij handig gebruik van de omstandigheid dat er van de antieke mythen en sagen vaak meerdere versies en varianten bestaan die bovendien per regio kunnen verschillen en dat zij meestal geen eenduidige betekenissen dragen.
[4] De vogels zijn al dronken, maar kennelijk bevalt de staat van dronkenschap hen zozeer dat ze die willen voortzetten. Vooruitwijzing naar het einde van het gedicht.
[5] De regels 5 tot en met 9 alluderen op apocalyptische bijbelteksten. Introductie van het eschatologische motief. Maar de dichter drukt hier ook uit hoe zeer hij in een roes verkeert. De stap naar een extatische of mystieke ervaring ligt vervolgens voor de hand, maar ook de gewaarwording van euforie die de ik-persoon als dichter ondergaat wanneer hij de dichterlijke vruchten plukt. En de (dichterlijke) oogst van het ochtendgloren zal aan het einde van het gedicht ook daadwerkelijk aan de ik-persoon of dichter geofferd worden.
[6] Hier spreekt niet Parijs, maar de ik-persoon of dichter in het gedicht. Vogels vertegenwoordigen in menig gedicht uit ‘Alcools’ de ‘ik’ van de dichter. Naast de verwijzing naar apocalyptische teksten, kan het horen van stemmen ook met een mystieke ervaring te maken hebben. Apollinaire woonde van 1909 tot 1913 in Auteuil, een wijk in het westen van de agglomeratie Parijs. In 1913 verhuisde Apollinaire naar de Boulevard Saint Germain, in het centrum van de stad.
[7] Verschuiving van perspectief. De ‘ik’ is hier Parijs.
[8] ‘Ik heb dorst, steden van Frankrijk en Europa en de wereld, vloei in mijn keel’. Motief van de moloch. Vergelijk: Flaubert, ‘Salammbô’. Maar ook Gargantua treedt in het voetlicht.
[9] Hier spreekt weer de ik-persoon in het gedicht die ziet hoe Parijs bezig is met de druivenoogst. Maar net als de vogels uit regel 8 verkeert Parijs al in een staat van dronkenschap.
[10] Opnieuw de isotopie van de offergave. In ‘Vendémiaire’ offeren diverse steden en regionen in Europa zich op aan de moloch of god Parijs. Dat Parijs zo’n nadrukkelijke hoofdrol heeft in ‘Vendémiaire’ past in Apollinaires uitgesproken chauvinisme waarvan bijvoorbeeld ook ‘L’esprit nouveau et les poètes’ getuigt, en Apollinaires enthousiasme toen de Eerste Wereldoorlog uitbrak (maar dat enthousiasme werd uiteraard door vrijwel alle Europeanen gedeeld toen het continent zich in die ramp stortte; Apollinaire vormde dus bepaald geen uitzondering). Rennes, Quimper en Vannes zijn steden in Bretagne. In Rennes groeide Alfred Jarry op, in Quimper werd Max Jacob geboren, in Vannes Octave Mirbeau.
[11] Motief van de moloch en diens onverzadigbaarheid.
[12] Het ‘souple’ uit regel 31 wijst qua klank vooruit op het ‘Double’ in de regels 35 en 37. De verstandigheid of rede is dus soepel en wel zo soepel dat zij tot dubbelhartigheid verwordt. De verstandigheid wordt dus enerzijds geprezen om zijn flexibiliteit, maar anderzijds gelaakt vanwege hypocrisie of onoprechtheid. In de vertaling bleek het niet mogelijk om de klankrelatie tussen ‘souple’ en ‘double’ te handhaven.
[13] ‘Dubbele verstandigheid’: ‘dubbel’ zou hier ‘verdubbeld’ of ‘twee keer groter’ kunnen betekenen, maar het ‘soepele’ uit regel 31 duidt, zoals al aangegeven, eerder op dubbelhartigheid.
[14] De Franse tekst heeft hier ‘lame à lame’. Het Franse ‘lame’ betekent ‘golf’ zowel als ‘mes’ of ‘kling’.
[15] Deze castratie heeft vanzelfsprekend ook een overdrachtelijke betekenis. De oude of zelfs antieke dingen van de wereld (de ridderlijkheid van regel 33, de metafysiek van regel 34 en het mysterieuze in het algemeen dat ondanks de rede bestanddeel van het leven bleef uitmaken) verdwijnen ten behoeve van het nieuwe of moderne dat in de regels 40 tot en met 40 verbeeld wordt door gewag te maken van industriële activiteiten en de wantoestanden en vervreemding als gevolg daarvan – met een knipoog naar de futuristen die de technologie verheerlijkten.
[16] Aangezien Apollinaire meerdere malen naar Nederland, Engeland en België reisde, zal hij de noordelijke steden van Frankrijk zeker door eigen waarneming kennen.
[17] Ixion (Griekse mythologie) copuleerde met een wolk in vrouwengedaante (Nephele) waaruit de centauren voortkwamen.
Giovanni Jacopo Caraglio (toegeschr.), Ixion bedrijft de liefde met een wolk (The Met, publ. dom.)
[18] ‘Fourvières’ heeft zowel betrekking op het stadsdeel van Lyon als op de op een heuvel in dat stadsdeel gebouwde basiliek Notre-Dame de Fourvière. De heuvel wordt wel ‘de heuvel die bidt’ of ‘mystieke berg’ genoemd. Door echter de letter –s toe te voegen en Fourviére dus in de meervoudsvorm toe te passen, schaart Apollinaire ineens alle kerken van Frankrijk mee. In de eerste maanden van 1899 verbleef de moeder van Apollinaire, mevrouw Angelica de Kostrowitzky, samen met haar twee zonen Wilhelm (toen nog) en Albert enige maanden in Lyon.
[19] ‘Toen zag ik een nieuwe hemel’. Openbaring 21:1. ‘Groot Nieuws Bijbel met aantekeningen’, Haarlem, ’s-Hertogenbosch, 1999, p. 430 van ‘Nieuwe Testament’.
[20] Of: ‘Steeds diezelfde cultus van zijn herrijzen uit de dood’.
[21] Toespeling op de godsdienstoorlogen van de zestiende en zeventiende eeuw, i.c. Bartholomeusnacht.
[22] ‘Le Midi’ ofwel het zuiden van Frankrijk. Apollinaire kende de streek goed. Het vaderloze gezin De Kostrowitzky woonde een poosje in Monaco en Apollinaire ging in Cannes en Nice naar de middelbare school.
[23] Werd in de strofe over Bretagne het oude continent gecastreerd, hier is het de Middellandse Zee die krimpt.
[24] De Franse tekst, ‘Les raisins de nos vignes on les a vendangés’, bevat een woordspeling: ‘raisins’/‘raisons’, die in regel 75 herhaald wordt.
[25] De vooruitzichten voor Sicilië en de bewoners van dat eiland na de aardbeving blijken niet bepaald rooskleurig. Verwijst de frase ‘en famille’ wellicht naar de maffia? Of doelt Apollinaire hier op incestueuze relaties op het eiland?
[26] Sirenen zijn demonische wezens uit de Griekse mythologie. Vergelijkbaar met harpijen hebben zij het lichaam van een vogel en het hoofd van een vrouw. Vanaf een rotsachtig eiland betoverden zij de zeelieden die met hun schepen voorbij voeren zodanig dat de zeelieden het eiland te dicht naderden en schipbreuk leden. Deze en volgende regels dragen sporen van de ‘Odyssee’.
[27] Scylla en Charybdis. Griekse mythologie. Charybdis was een draaikolk die bij de Straat van Messina, de zee-engte tussen Italië en Sicilië, lag. Daartegenover lag Scylla, een monster met zes hondenkoppen. Zeelieden die met hun schepen door de zeestraat voeren, probeerden Scylla te vermijden, maar kwamen daardoor te dicht bij Charybdis om door de draaikolk te worden verzwolgen.
[28] Vooruitwijzing naar regel 93 waarin gerefereerd wordt aan de aardbeving die Sicilië in 1908 trof. Zie de noot bij regel 93.
[29] Deze ‘onde nouvelle’ wijst vooruit naar Apolinaires lezing ‘L’esprit nouveau et les poètes’. Het motief van de omwenteling. Vervanging van het oude door het nieuwe. Na de aardverschuiving is er van alles veranderd.
Zie ook de noot bij de regels 96 en 97.
[30] In een eerste versie van ‘Vendémiaire’ blijkt deze hydra als symbool te fungeren voor de aardbeving die Sicilië in december 1908 trof waarbij meer dan 200.000 slachtoffers vielen. In de Sicilië-strofes van ‘Vendémiaire’ wordt dan ook het een en ander overhoop gegooid. Vergelijk deze regel ook met het acrostichon dat Apollinaire aan zijn vriend van Siciliaanse afkomst René Nicosia aanbood (en dan in het bijzonder de laatste regel): ‘Retourne à l’Aréthuse au fond clair de Sicile / Ecoute choir les fruits au lac d’inanité / N’attente au massacreur qui des jardins t’exile / Errer au site où l’hydre a sifflé l’autre été’ (Guillaume Apollinaire, ‘OEuvres poétiques’, Paris, 1959, p. 718). Deze regels slaan op de veel minder zware aardbeving van 8 augustus 1894 (of wellicht die van 16 november 1894).
[31] Guillaume Apollinaires geboortestad. In het manuscript van de eerste versie van ‘Vendémiaire’ uit 1909 schrijft Apollinaire: ‘Moi qui t’adore ô Rome ô Rome où je suis né’ (Michel Décaudin, ‘Le dossier d’ “Alcools”’, Genève, Paris, 1971, p. 225).
kladversie ‘Vendémiaire’ (bron: Gallica.bnf.fr / BnF)
[32] Net als de ‘onde nouvelle’ van regel 86 op vernieuwing duidt, verwerpt de dichter in de regels 96 en 97 zijn oude denkbeelden over poëzie en tevens zijn vroegere geliefden (motief van de omwenteling). Wellicht zegt hij zelfs vaarwel tegen de liefde in het algemeen – tevergeefs overigens. Bij het schrijven van ‘Zone’ en ‘Vendémiaire’ liet Apollinaire zich leiden door zijn nieuwe opvattingen over poëzie (simultaneïteit, ‘surprise’, verbinding van het heterogene) . Vandaar dat deze beide gedichten de twee uitersten vormen waarbinnen de overige gedichten van ‘Alcools’, die vaak nog gehoorzamen aan wat meer traditionele criteria met betrekking tot poëzie, ook vanwege parodistische doeleinden, zijn ingekaderd.
[33] Net als in ‘Lul de Faltenin’ en ‘La synagoge’ bedient Apollinaire zich hier van het relatief ongebruikelijke ‘feuillard’ in plaats van ‘feuillage’ of ‘rameau’ of ‘rejeton’. ‘Feuillard’ betekent ‘gebladerte’, maar draagt ook de betekenis van ‘staalstrip’ of ‘staalband’. Er zouden dus ook stalen strips uit de kruisstam kunnen groeien wat in Apollinaires vaak bizarre metaforiek past. Verwijst Apollinaire hier naar het hof in Byzantium aan het einde van de tiende eeuw waar, volgens ooggetuige Liutprand van Cremona, een Italiaans diplomaat uit die tijd die Byzantium bezocht en een verslag over dat bezoek schreef, mechanisch kwelende vogels van verguld brons op vergulde bronzen takken zaten? En, dat uitbreidend, heeft Apollinaire hier de Byzantijnse onmatigheid en decadentie voor ogen die hij overdraagt op het Vaticaan met zijn Byzantinistische weelde en intriges?
[34] De fleur de lis of lelie is het symbool van de Franse koningen. Verwijst Apollinaire hier naar de bekering van de Merovingische koning Clovis aan het einde van de vijfde eeuw? De kroniekschrijver Gregorius van Tours die zestig jaar na het overlijden van Clovis de geschiedenis van diens intrede in de rooms-katholieke kerk beschrijft, wekt de suggestie dat er in de aanloop naar die overgang een stilzwijgende afspraak tussen Clovis en de kerk is gemaakt om elkaar bijstand te verlenen. Clovis leverde het koningschap daarmee als het ware (gedeeltelijk) aan Rome uit met alle gevolgen van dien voor (de dus niet meer absolute onafhankelijkheid van) de latere Franse koningen die voortaan in hun macht beknot waren.
[35] ‘Macerer’ betekent naast ‘weken’ of ‘aftrekken’ ook ‘kastijden’ of ‘afmatten’ (meer bepaald uit vroomheid).
[36] Is de ‘hem’ in deze regel Jezus Christus? Zet Apollinaire de oorspronkelijke, zuivere leer van Jezus Christus af tegen de wereldse aanspraken en de (daaruit volgende) decadentie en corruptie van de latere kerk, gesymboliseerd door het Vaticaan?
[37] De frase ‘liberté végétale’ komt ook voor in het gedicht ‘Poème lu au mariage d’André Salmon’ en duidt op de ‘vrijheid’ die planten bezitten (in tegenstelling tot mensen) om elk jaar als het ware opnieuw tot leven te komen. De verwijzing naar de dood en wederopstanding van Jezus Christus is evident.
[38] Parijs, de ‘jij’ in regel 102, heeft ook al lang geen weet meer van de vroegere Christelijke zuiverheid en van de voordelen die de op die zuiverheid gebaseerde deugdzaamheid oplevert. Dat wordt ook bemoeilijkt door de bepaald ondeugdzame staat van dronkenschap waarin Parijs verkeert (zie regel 19) en door zijn hoogmoed.
[39] Tot 1963 werd er bij de kroning van pausen een hoge, witte kap met drie kronen gebruikt. De drie kronen representeren de respectievelijke religieuze, wettelijke en wereldlijke macht van de pausen.
beeld: Kevin Gessner (Flickr, CC BY 2.0)
[40] Apollinaire verbleef in 1901 en 1902 in de Duitse Rijnstreek. Hij schreef een aantal Rijngedichten.
[41] Apollinaire speelt in deze strofe met de Romeinse naam van Koblenz, Confluentes, wat ‘samenvloeienden’ betekent. De Rijn en Moezel komen in Koblenz samen en als je op een landkaart kijkt, zie je met wat fantasie samengevouwen handen.
Karl Baedeker, ‘The Rhine, including the Black Forest & the Vosges; handbook for travellers’ (1911)(via Archive.org. publ. dom.)
[42] De regels 115 tot en met 118 zijn als volgt te lezen: ‘En ik die me ophield op de kade van Auteuil, toen soms, wanneer hun tijd was aangebroken, als druivenbladeren de uren vielen – dan is het tijd – ik hoorde het gebed dat de verstaanbaarheid van de rivieren samenbracht’.
[43] Hier spreken de twee rivieren Moezel en Rijn.
[44] Perspectiefwisseling: hier neemt de stad Koblenz het woord. Geeft de (ook niet bijster slanke) Apollinaire de Duitsers een veeg uit de pan door ze van collectieve corpulentie te betichten?
[45] In de regels 126 en 127 wijzigt binnen één zin het perspectief van Koblenz in regel 126 (‘mijn’) naar de beide rivieren die in Koblenz samenkomen in regel 127 (‘ons’).
[46] Het wit en zwart van vakwerkhuizen. Net als elders maakt Apollinaire meervoud van woorden die geen meervoudsvorm hebben (‘Alcools’, ‘musiques’, ‘trismégistes’, ‘Fourvières’).
[47] Het zijn de druiventelers uit regel 126 die de glorie van Parijs bezingen.
[48] Het gesis van de twee rivieren suggereert onheil. Zie de strofe over Sicilië waarin de hydra siste als metafoor voor een aardbeving. Je zou dus aan een watermonster kunnen denken. Het feit dat enkel de meisjes van Koblenz in hun slaap gestoord worden en de overige bewoners van de stad dus kennelijk niet, verleent aan deze regel een erotische ondertoon. Maar de inhoud van de regels 119 en 120 staat juist weer in tegenspraak met de topos van de rivier als vruchtbaarheidssymbool.
[49] Na Koblenz probeert de inderdaad oude stad Trier zich in de kakofonie van stedenstemmen verstaanbaar te maken, maar Trier krijgt de kans niet eens. De steden worden overstemd door de ik-persoon die vanaf regel 140 het woord neemt en die zich gaandeweg tot de absolute protagonist van het gedicht ontwikkelt.
[50] ‘Les bons vers’: ‘de goede verzen’, maar het Franse ‘ver’ (meervoud ‘vers’) betekent ook ‘worm’, ‘made’.
[51] Na een lange opsomming die in het teken van grote aantallen en voor de mens belangrijke mijlpalen (vuur, ijzer) staat, volgt er ineens een intiem, surrealistisch beeld waarin, door volstrekt heterogene verschijnselen (in dit geval een oog en een meer) met elkaar te verbinden, uitdrukking gegeven wordt aan een intense liefde. De ik-persoon wil zijn paalwoningen wel op de oever van het meer/ oog van zijn geliefde zetten. De paalwoningen doen aan wimpers denken. Op Apollinaire palmares mag overigens worden bijgeschreven dat hij in 1917 de term ‘surrealisme’ gemunt heeft die enkele jaren later dankbaar door Breton cs. werd geadopteerd.
[52] De lange opsomming van de regels 140 tot en met 153 en de uiting van liefde van de regels 154 en 155 worden gevolgd door het inzicht van het tekortschieten van de taal en de onmogelijkheid van weten. De extatische apotheose dient zich aan.
[53] De regels 158 tot en met 160 zou je aldus kunnen lezen: ‘Al dat veranderd door die pure wijn waar Parijs naar dorstte, al dat werd mij toen aangereikt’.
[54] De offergaven die voor Parijs bestemd waren, vallen vrij onverwacht te beurt aan de ik-persoon. Maar dat de ik-persoon een uitzonderlijk en bijzonder individu vertegenwoordigde, bleek al uit de regels 1 en 2 en de regels 8 en 9. Wat aan de ik-persoon wordt aangereikt, wordt in de regels 161 tot en met 163 opgesomd en in regel 164 samengevat.
[55] In de uitgave van de Bibliothèque de la Pléiade staat hier, net als in de versie die in november 1912 in Les Soirées de Paris verscheen, ‘Mondes qui vous ressemblez en qui nous ressemblez’ (Guillaume Apollinaire, ‘OEuvres poétiques’, Paris, 1959, p. 153). In de uitgave van Éditions Gallimard, ‘Alcools suivi de Le Bestiaire illustré par Raoul Dufy et de Vitam impendere amori’, Paris, 1984 [1920] is hier echter ‘Mondes qui vous rassemblez et nous ressemblez’ afgedrukt, te vertalen met ‘Werelden die jullie bundelen en die ons dubbelen’. De regels 161 tot en met 164 geven uitdrukking aan een laatste poging om de wereld zowel extatisch als cognitief, maar in elk geval als een alles omvattend en overweldigend geheel te ondervinden.
[56] De ik-persoon weet dat de roes of extatische ervaring ten einde gaat lopen, maar beseft tegelijkertijd dat die ervaring op de eerste plaats niet of niet lang bevredigt en bovendien onherroepelijk naar meer smaakt. Hij heeft letterlijk de smaak te pakken.
[57] In de Franse tekst staat zowel in regel 166 als in de regels 167 en 170 het woord ‘l’univers’ prominent aan het einde van de versregels. Dat rechtvaardigt dat dit ook in de vertaling gevolgd wordt. Een alternatief voor ‘l’univers’ zou ‘heelal’ of ‘kosmos’ zijn (waarbij ‘kosmos’ ook aansluit bij het kosmopolitische aspect van Parijs), maar het is mijn intentie geweest om de Franse tekst zo letterlijk mogelijk weer te geven (ten koste van rijm, ritme, klank, enzovoort).
Mais je connus dès lors quelle saveur a l’univers
Je suis ivre d’avoir bu tout l’univers
[58] ‘Bijlander’: platboomd vaartuig, binnenschip.
[59] Dit surreële beeld van het drinken van het universum verzinnebeeldt de eenwording van de ik-persoon met alles. De ik-persoon gaat echter niet in het universum op, maar het universum in de ik-persoon waarmee de plotseling gigantische proporties en goddelijke pretenties van de ik-persoon geïndiceerd worden. Het hele reusachtige gebeuren krijgt een grensoverschrijdende of transcendente dimensie, een overweldigend gevoel van vervoering bewerkstelligend. De eclecticus Apollinaire pikt hier zijn graantje (of, om bij de context van ‘Vendémiaire’ aan te sluiten, druifje) van het unanimisme van onder anderen een Jules Romains mee.
[60] Het Franse origineel heeft hier ‘ivrognerie’, wat eerder aan alcoholisme doet denken dan aan dronkenschap. Zowel de mysticus als de dichter hoopt vurig op herhalingen van de mystieke of dichterlijke ervaring. Hij is er als het ware aan verslaafd geraakt.
[61] Begint de ochtend aan het einde van ‘Zone’ met dat beeld van een onthoofding erg abrupt, in ‘Vendémiare’ lijkt de dageraad eigenlijk geen aanvang te willen nemen. De ik-persoon wenst een voortzetting van de alcoholische of dichterlijke roes of van de mystieke staat met de daaruit voortvloeiende sensaties van verrukking en geluk, maar het gaat om een verlangen tegen beter weten in want hij realiseert zich, voorgesteld door het aanbreken van de dag, dat het normale leven weer zijn aanvang neemt, wat zich anderzijds ook als een soort hergeboorte of wederopstanding laat lezen.