Poëzie en klank (2): Jaap Blonk
Alle poëzie in woorden is klankpoëzie. Zelfs wanneer je stil leest, ‘denken’ je hersenen er de klanken bij. Maar er bestaat ook klankpoëzie in engere zin: gedichten waarbij de klanken de wezenlijke bestanddelen zijn. De Nederlander Jaap Blonk is een internationaal bekende beoefenaar van dit genre.
Klankpoëzie is het product van een logische ontwikkeling in de westerse poëziegeschiedenis. In de schilderkunst van de negentiende en het begin van de twintigste eeuw kregen vorm en kleur een zelfstandige rol en werd het natuurgetrouw weergeven van de werkelijkheid geen hoofddoel meer. De dichtkunst volgde deze beweging, waarbij betekenis en klank los kwamen te staan van de voorstelling van het gedicht als geheel. Abstracte betekenisvolle gedichten en abstracte klankgedichten kwamen beide rond 1900 als genre op.
Drie vroege voorbeelden van klankpoëzie zijn ‘Jabberwocky’ (Twas brillig, and the slithy toves / Did gyre and gimble in the wabe) van Lewis Carroll uit 1871, ‘Das große Lalula’ (Kroklokwafzi? Semememi! / Seiokrontro – prafriplo: / Bifzi, bafzi; hulalemi: / quasti basti bo… / Lalu lalu lalu lalu la!) van Christian Morgenstern uit 1905 en ‘Trein’ (rt rrtt rrrttt piééééé / BENG / pft ppff ppfftt ppfftt) van Antony Kok uit 1921. In Apollinaires novelle ‘De vermoorde dichter’ (1913) staat deze komische passage:
Croniamantal zweeg even en voegde eraan toe: ‘Voortaan schrijf ik alleen nog maar poëzie die vrij is van alle beperkingen, zelfs die van de taal. Luister, vriend:
MAHEVIDANOMI RENANOCALIPNODITOC
EXTARTINAP + V.S.
A.Z.
Tél.: 33-122 Pan : Pan
OeaoiiiioKTin
iiiiiiiiiiii‘Arme Cronimantal’, zei de Vogel van Benin, je laatste regel heb is gewoon plagiaat van Francis Jammes. ‘Dat is niet waar’, zei Croniamantal, maar ik zal geen poesie pure meer schrijven. Zo vergaat het mij dankzij jou. Ik wil voor het toneel gaan schrijven.’
Guillaume Apollinaire, ‘Le Poète Assassiné’, Le Poète Assassiné, Parijs 1916. Vertaling fragment: Wouter van der Land (klankgedicht is niet vertaald).
Permanente avant-garde
Abstracte betekenisvolle poëzie is al decennia lang mainstream. Dat geldt niet voor klankpoëzie. Het genre is klein en relatief onbekend gebleven en is nu dus al meer dan 100 jaar avant-garde. Het grootste klankgedicht van de vorige eeuw, Ursonate van Kurt Schwitters (1932), komt nog altijd over als nieuw en hetzelfde geldt voor Ernst Jandls oorlogsgedicht ‘Schtzngrmm‘ (1957). Zelfs Jan Hanlo’s overbekende ‘Oote’ zou wat mij betreft gisteren geschreven kunnen zijn. Kenners zullen daar anders over denken, maar dat ben ik (nog) niet.
Jaap Blonk
Een van de kunstenaars die de traditie van klankpoëzie levend houdt is de Nederlander Jaap Blonk. Toen ik met deze site begon werd zijn site jaapblonk.com mij uit verschillende hoeken met nadruk aangeraden.
Wie Jaap Blonk nog niet kent, kan op die site de schade vrij grondig inhalen. Naast een biografie, discografie en webshop is er veel werk van Blonk te beluisteren, te lezen en te bekijken. Blonk (1953) studeerde wiskunde en musicologie zonder deze opleidingen af te maken en was een tijd zoekende naar zijn bestemming. Aan het eind van de jaren 1970 ontdekte hij terwijl hij actief was als saxofonist dat hij een bijzonder talent bezat: zijn stem.
In interviews die op de site te vinden zijn, lees je hoe Blonk zijn beheersing van de stem als instrument perfectioneerde. Niet als zangstem, maar voor iets wat tussen literatuur en muziek in ligt. Hij nam zangles en oefende eindeloos met geluiden die met de menselijke spraakorganen (lippen, tong, tanden, hard en zacht gehemelte, lippen, tanden, strotklepje, stembanden, neusholte, mondholte, huig, stembanden, longen) te vormen zijn. Een belangrijke inspiratiebron voor hem zijn de klankgedichten van de dadaïsten. Hij heeft Schwitters’ Ursonate talloze malen uitgevoerd in zalen over de hele wereld en kent het stuk uit zijn hoofd. Een recente opname uit Mexico, gepubliceerd op Youtube:
In een artikel voor Bzzlletin vertelt Blonk een anekdote die tekenend is voor de vervreemding die de Ursonate nog altijd oproept:
Ik sta in het theater Suzirja in Kiev. (…) In de pauze (…) komt directeur Alexej Koezjilnij de kleedkamer binnen. ‘Ik wist niet dat het zo’n … ongewone voorstelling was …’, spreekt hij bleek. ‘Ons publiek is dergelijke zaken nog niet helemaal gewend, moet u begrijpen.’
Pas dan blijkt dat de al een half jaar tevoren via het Ministerie van Buitenlandse Zaken en het Nederlands consulaat in Kiev opgestuurde documentatie, waaronder een exemplaar van mijn LP van de Ursonate, nooit bij het theater is aangekomen. Zodat mijn opvoering, tachtig jaar na de Russische futuristen, aankomt als een donderslag bij heldere hemel.Jaap Blonk, ‘Een zeldzame Schwitters-aap’, Bzzlletin 1995.
Eigen composities
In 2013 verscheen Klinkt, een boek met 2 CD’s met de verzamelde klankpoëzie van Jaap Blonk. Op jaapblonk.com kun je een paar gedichten uit deze verzameling lezen en beluisteren, waaronder het dubbelgedicht ‘De minister I-II’, waarin de typische woordvoerderszin ‘De minister betreurt dergelijke uitlatingen’ stap voor stap van klanken wordt gestript, terwijl de stem van Blonk steeds wanhopiger wordt. Als visueel gedicht zou dit al geslaagd zijn; de uitvoering van Blonk maakt het iets fenomenaals. Probeer het zelf na te doen …
Een ander voorbeeld dat op de site te vinden is, is de serie ‘11 variaties op Demonologikaas van Leo Vroman‘. In de intro schreef ik dat alle poëzie in woorden in feite klankpoëzie is. Deze variaties laten zien hoe je elk gedicht los van de inhoud als klankgedicht kunt voordragen en er als een muziekstuk op kunt variëren.
Blonk heeft ook in de traditie van Jabberwocky gedichten geschreven in fantasietalen zoals het ‘GeenKrimps’ en het ‘Onderlands’:
waar ruimvezweel de heve treunt
zijn tarbeigzobers alomtrent
en gaande uiter glopvoetsook palknoesmoeg is overweer
en toch geen haltcanage
edoch te zwerven glopvoetsJaap Blonk, ‘Glopvoets‘.
De dichter gebruikt hier dezelfde truc als Lewis Carroll door het gedicht voor een deel uit bestaande Nederlandse woorden te laten bestaan, waardoor de fantasiewoorden grammaticale sturing krijgen. Hij gebruikt daarnaast fonestemen zoals de ‘gl-‘ van ‘Glopvoets’, maar wanneer je de audio van dit gedicht beluisterd, merk je hoezeer ook de voordracht en geluidseffecten kunnen bijdragen aan de suggestie van betekenis. De kou slaat je om het hart.
Grensgebied tussen poëzie en muziek
Naast voordrachtskunstenaar en dichter is Blonk internationaal actief als muzikant in het genre experimentele/elektronische/minimale muziek. In een deel hiervan gebruikt hij ook stemklanken en je zou inderdaad kunnen zeggen dat deze muziek zich in het grensgebied tussen poëzie en muziek bevindt.
In het stuk ‘Prime obsession‘ komt ook zijn oude liefde voor de wiskunde terug. De compositie is gebaseerd op de priemgetallen van 3 tot 127, waarbij de priemgetallen zelf worden vertegenwoordigd door de uitspraak van hun naam en de tussenliggende getallen op basis van hun priemfactoren worden vertegenwoordigd door de klanken van een door MIDI aangestuurd kerkorgel. Verdere uitleg staat hier.
Ook veel van Blonks klankpoëzie is overigens voorzien van een muzikale soundtrack. Een mooi voorbeeld om mee af te sluiten is het gedicht ‘Onbekendegracht’, waarvoor we toestemming kregen om dit als geheel te plaatsen met tekst én geluid. Klik hiervoor door naar de volgende post.
Beeld: publiciteitsfoto (uitsnede) door onbekende fotograaf, overgenomen van jaapblonk.com (rechtenvrij)