De vermoorde dichter V: Pausdom
We vertalen De vermoorde dichter (Le poète assassiné). Wat vooraf ging: IV Adel, III Zwangerschap, II Verwekking, I Naam.
beeld: Nils (Unsplash, publ. dom.)
Per carità, mevrouw de barones (we zouden u graag mademoiselle noemen!), ah!, ah!, ah!. Maar meneer de baron, uw echtgenoot, zou bezwaar maken, ah!, ah!, ah! Het is waar, u heeft een buikje dat verwaand begint te worden. Er wordt hard gewerkt in Frankrijk, begrijp ik. Ah!, als dat mooie land weer religieus zou willen worden, dan zou onmiddellijk de door het antiklerikalisme gedecimeerde bevolking (ja barones, dat is bewezen), dan zou de bevolking aanzienlijk groeien. Ah!, heilige Jezus!, wat luistert ze goed dat arrogantijntje, wanneer we serieus worden, ja barones, u lijkt mij een arrogantijntje. Ah!, ah!, ah! we willen dus de Paus zien. Ah!, ah! de zegen van een eenvoudige kardinaal als ik is niet genoeg. Ah!, ah!, zegt u maar niets, ik begrijp het helemaal. Ah, ah!, ik zal proberen een audiëntie te arrangeren. Oh!, u hoeft me niet te bedanken, laat u toch mijn hand met rust. Wat kan ze kussen zeg, dat arrogantijntje! Ja! Kom terug hier, ik wil u een herinnering van mij meegeven.
Hier! een ketting met de medaille van de Basiliek van het Heilig Huis. Kom, wat zou ik hem graag om u hangen ik bedoel… Ah! uw taal is te moeilijk voor ons. U kent geen Italiaans. Het verschil tussen “om” en “in” is zeer vermoeiend:…. Nu u de medaille heeft, moet u me beloven hem nooit meer af te doen. Goed, goed, goed. Kom, ik kus u op uw voorhoofd. Daar! kom! Is het arrogantijntje bang voor mij? Het is gebeurd. Zeg me waarom lacht u nu?… Niets! En wat zou dat! Een advies! Wanneer u naar het Vaticaan gaat, doet u dan niet zoveel stankjes, ik bedoel niet zoveel geurtjes op. Tot ziens, arrogantijntje. Kom nog eens terug. Brengt u mijn groeten over aan meneer de baron.’
Zo kreeg Macarée dankzij kardinaal Ricottino, die nuntius was geweest in Parijs, een audiëntie bij de Paus. Gekleed in haar met het wapen versierde jurk ging ze naar het Vaticaan. De baron Des Ygrées vergezelde haar in een rijmantel. Hij was vol bewondering voor het tenue van de Nobelgarde en hij vond de Zwitserse huurlingen, geneigd tot zuippartijen en muiterijen, mooie duivels. Hij zag kans om zijn vrouw in het oor te fluisteren over een van zijn voorouders die kardinaal onder Lodewijk XIII was.
Het stel keerde diep geraakt terug naar het hotel, verzadigd van de pauselijke zegen. Kuis kleedden ze zich uit en in bed spraken ze lang over de heilige vader, het wit geworden hoofd van de oude Kerk, sneeuw die volgens de katholieken eeuwig is, een lelie in een kas.
’Mijn vrouw’, zei François des Ygrées tenslotte, ‘ik acht je hoog en houd zielsveel van je en ik zal met heel mijn hart houden van het kind dat de Paus gezegend heeft. Moge het gezegende kind komen, maar ik wil dat hij in Frankrijk geboren wordt.’
’François’, zei Macarée, ‘Ik ben nog nooit on Monte Carlo geweest, laten we daarheen gaan! Ik zal mijn hoofd niet verliezen. We zijn geen miljonairs. Ik weet zeker dat ik in Monte Carlo succes zal hebben.’
’Potver! Snotver! Donder!’, vloekte François, ‘Macarée, ik loop rood aan’.
Auw!, gilde Macarée, je schopte me, schof…
François des Ygrées herwon snel zijn zelfbeheersing. ‘Het doet me plezier Macarée’, zei hij, ‘dat je niet bent vergeten dat ik je echtgenoot bent.’
’Kom sukkeltje, we vertrekken naar Monaco’
’Akkoord, maar je gaat in Frankrijk bevallen, want Monaco is een onafhankelijke staat.’
’Begrepen’, zei Macarée.
De volgende dag, helemaal opgezwollen van de muggenbeten, kochten de baron des Ygrées en de barones op het station hun kaartjes voor Monaco. In hun treinwagon smeedden ze mooie plannen.