Apollinaire in Leiden
voorpaginabeeld: Rijksstudio (publ. dom.)
Dat Apollinaire in Leiden is geweest, weet iedere lezer van ‘Zone’: Je m’en souviens j’y ai passé trois jours et autant à Gouda. Maar wanneer was dat en wat deed hij hier?
beeld: via Erfgoed Leiden e.o. (publ. dom.)
Naar het noorden
Apollinaire reisde drie keer naar Nederland, dat in zijn tijd een vrij populaire reisbestemming voor Franse cultuurwerkers was (zie het gedicht ‘Dordrecht‘ van Proust). Men kwam er vooral voor de Hollandse meesters, die ondanks de nieuwe druktechnieken rond 1900 niet goed overkwamen op papier. De handtekening Guillaume Apollinaire is te vinden in het gastenboek van het Frans Halsmuseum.
In ‘Zone’ krijgt zijn dus vrij uitgebreide bezoek aan Holland vier regels toebedeeld:
Te voici à Amsterdam avec une jeune fille que tu trouves belle et qui est laide
Elle doit se marier avec un étudiant de Leyde
On y loue des chambres en latin Cubicula locanda
Je m’en souviens j’y ai passé trois jours et autant à Gouda’[prozavertaling:]
Nu ben je in Amsterdam met een jong meisje dat je mooi vindt, maar dat lelijk is. Ze zal moeten trouwen met een student uit Leiden. Men verhuurt daar kamers in het Latijn: ‘Cubicula locanda’. Ik herinner me dat ik er drie dagen heb doorgebracht en evenveel in Gouda.
Wat deed hij die drie dagen? Een flink deel van het werk van Apollinaire is nu te doorzoeken en op het trefwoord Leyde vinden we (L’Intransigeant, 1910):
Salle 13, M. Bonnat expose deux portraits : celui de M. Isidore Leroy et celui de l’économiste Edmond Théry. On ne saurait faire plus ressemblant. Toutefois, j’avoue que ces portraits, et bien d’autres, je les donnerais pour un des dessins de Rembrandt que possède M. Bonnat et qu’il m’a été donné de voir lors de leur exposition à Leyde, en 1907. Celui qui a réuni une pareille collection est un homme au goût très sûr.
Zaal 13, Bonnat exposeert hier twee portretten: dat van Isodore Leroy en dat van de econoom Edmond Théry. Men zou ze niet meer kunnen laten lijken. Toch zou ik om eerlijk te zijn deze portretten en vele anderen willen ruilen voor één van de tekeningen van Rembrandt die Bonnat bezit. Deze heb ik mogen zien tijdens hun tentoonstelling in Leiden in 1907. Wie zo’n verzameling bij elkaar heeft gebracht, is een man met een uitstekende smaak.
Rembrandtfeesten
Apollinaire wordt door zijn biografen geroemd om zijn fabuleuze geheugen, maar de hier genoemde Rembrandttentoonstelling vond niet plaats in 1907, maar van 15 juli tot 15 september 1906. Apollinaire was er in augustus. Dit was het vierhonderdste geboortejaar van de Nachtwachtschilder. Diens geboortestad Leiden pakte groot uit met tentoonstellingen in de Lakenhal en het Academiegebouw. Op die laatste locatie waren de werken uit de collectie van Léon Bonnat te zien.
Niet te bewijzen, maar zeer waarschijnlijk dronk hij na deze bezichtiging een drankje in het naast de Academie gelegen café L’Espérance, dat toen al onder die naam bestond en nog altijd draait. De naam van het café moet Apollinaire hebben aangesproken. De Leidse Breestraat zag er ongeveer uit als op onderstaand plaatje (Rijks Museum). Er reed nog een paardentram en de kinderen liepen op klompen, maar twee jaar later zou Kamerling Onnes zo’n tweehonderd meter verderop helium vloeibaar maken. In de Breestraat bevond zich toen ook In den vergulde turk, het café-restaurant waar Sigmund Freud in 1910 zijn Weense stadsgenoot Gustav Mahler adviseerde tijdens zijn vakantie in Katwijk (links op de foto).
beeld: via Erfgoed Leiden e.o. (publ. dom.)
Cubicula locanda
Men verhuurde er inderdaad kamers met de tekst ‘cubicula locanda’ en Apollinaire was niet de enige Franstalige die dit opviel. In het Nieuws van de Dag van 28 september 2006 valt te lezen:
beeld: via Koninklijke Bibliotheek (Delpher)
Wat zag Apollinaire allemaal? Op archive.org is de gescande catalogus van de tentoonstelling te vinden:
Naast de door Bonnat geleverde tekeningen waren er ook schilderijen en tekeningen van het huidige museum Bredius te zien, zoals Het wonder van de drijvende bijl.
Zone
Apollinaire was onder de indruk van onze kunst, maar geen woord erover in ‘Zone’. De vier regels zijn niet veel meer dan een spel met plaatsnamen en rijm. Rijm dicteert dus hoe de dichter terugblikt.