De troubadours (1): het geheim van rijm
We lezen A Handbook of the Troubadours, geredigeerd door F.R.P Akehurst en Judith Davies. Het is geen specialistisch wetenschappelijk handboek, maar een toegankelijke verzameling artikelen waarin verschillende aspecten van het fenomeen troubadour beschreven worden. Waar kwamen ze vandaan? Hoe klonken ze? Hoe schreven ze hun verzen? En waarom juist in de Languedoc? Ik maak een paar posts van wat me opvalt tijdens het lezen en wat misschien interessant is voor de lezers van dit blog. Om te beginnen: het ontstaan van de versvormen van de troubadours.
Van kwalitatief naar kwantitatief
Het artikel ‘Versification’ van Frank M. Chambers beschrijft hoe klassieke latijnse versvormen overgingen in de middeleeuwse vormen van de troubadours. Bij de Romeinen was net als bij de Grieken de lengte van lettergrepen de basis van versvorming. Wij hebben daar geen oor voor en het schijnt dat zelfs klassie-talenkenners dat niet in volle mate ontwikkelen. Chambers geeft als voorbeeld de epische versregel, waarvan de basis de dactylus is, wat in dit geval dus een opeenvolging is van een lange en twee korte lettergrepen. Onze dactylus van beklemtoond-onbeklemtoond-onbeklemtoond was de Romein dus vreemd; de klemtoon was ‘slechts’ een aanvullend stijlmiddel. Soms viel de klemtoon samen met een lange lettergreep, maar dat hoefde niet. Versregels kenden bovendien een grote mate van vrijheid; op demeeste plaatsen kon een dactylus bijvoorbeeld worden vervangen door een spondee (twee lange lettergrepen).
In de late Latijnse periode gebeurt dat steeds vaker, totdat het bijna een regel wordt. In het artikel staat het volgende voorbeeld:
Aestuans intrinsecus ira vehementi
In amaritudine loquar meae menti;
Factus de materia levis elementi
Folio sum similis de que ludunt venti.The Archpoet, ‘His confession, to the Arch-chancellor, Rainald of Dassel’, uit: F.J.E.Raby (red.)The book of Medieval Latin Verse, Oxford 1959.
Hier zien we drie nieuwe verschijnselen. De klemtoon valt hier samen met de lange lettergrepen. De basisvoet is hier de trochee (lang-kort en beklemtoond-onbeklemtoond) die hier vrijwel regelmatig wordt doorgezet, behalve bij de cesuur (pauze) in het midden van de regels, die wordt bewerkstelligd door het weglaten van één onbeklemtoonde lettergreep. De twee ontwikkeling is dat het aantal lettergrepen per regel hierdoor bijna geheel regelmatig wordt.
De derde nieuwigheid is rijm.
Waarom rijm
Er zijn verschillende verklaringen voor deze veranderingen. Een ervan is dat het genoemde ‘oor’ voor de lengte van lettergrepen verdwijnt. Blijkbaar is een regelmatig aantal lettergrepen niet voldoende als nieuwe maatvoering en is er een markering van het einde van de regel in de vorm van rijm wenselijk. Chambers noemt ook het toegenomen analfabetisme als oorzaak; rijm is een geheugensteun en maakt het dus gemakkelijker om verzen uit het hoofd te leren.