Dichtvormen

Dichtvormen worden gedefinieerd door strenge of minder strenge eisen wat betreft de lengte, het aantal strofes, metrum, rijmschema, typografische vormgeving, etc. We willen hier de belangrijkste kort bespreken en dan met name het technische aspect.

Acrostichon

Gedicht waarbij de beginletters van opeenvolgende regels een woord vormen.

Abecedarium

Ook wel: abeeceetje. Acrostichon waarbij de letters van het alfabet gevolgd worden. Rudy Kousbroek maakte een omgekeerd abecedarium:

A dat is Zorba, zo de man, zo de wijs,
B is de Ysrob, als van zee, maar dan ijs.
C dat is Xylac, ’n soort lak voor op hout,
D is het Woud, zonder oer, dus niet oud.
(…)
W is de Douw, die het noodlot mij schonk,
X is de Calyx, waar de sybil uit dronk.
Y is de Bosry, een rij bos, net als traliën,
Z is een Abruz, er zijn ’r meer in Italië.

Rudy Kousbroek, ‘Het CBA, of Kreeftenalfabet’, De logologische ruimte – Opstellen over taal, Amsterdam, 1984.

A
Al wie zijn Aars laat openstaan
Brengt Aeolus Aroma Aan

(…)

G
Wat gaven wij om al dat Gas
Als er Geen Geur en Galm bij was?

(…)

Z
Een Zetpil in het Zitvlees maakt
De Zachtste Zefier Zelfs bespraakt.

Gerrit Komrij, ‘Banaal alfabet’, Alle gedichten tot gisteren, Amsterdam, 1994.

Beeldgedicht

Bij een beeldgedicht wordt met de typografie van het gedicht een afbeelding gevormd, bijvoorbeeld een gedicht in de vorm van een horloge of een vaas. Guillaume Apollinaire noemde zijn beeldgedichten ‘calligrammes’. Het verschil met concrete poëzie is dat bij een beeldgedicht het plaatje geen wezenlijk kenmerk is; wanneer je het gedicht normaal uitschrijft, blijft er nog steeds een gedicht over, terwijl bij concrete gedichten het beoogde effect door de vorm tot stand komt. Er is een overlappend gebied tussen deze twee uitersten.

Cet
arbrisseau
qui se prépare
à fructifier
te
res
sem
ble

— Guillaume Apollinaire, uit: Calligrammes.

theo-van-doesburg-bonset

Bron: Theo van Doesburg, Anthologie-Bonset, De Stijl, 1921.

Concrete poëzie

Zie ook bij Beeldgedicht. Bij concrete poëzie zijn de letters en hun positie zelf een wezenlijk onderdeel van het gedicht. Een voordracht is dus per definitie onmogelijk. Concrete poëzie kent een grote variëteit, van simpele woordrebussen tot kunstzinnige typografie. De oorspronkelijke concrete poëzie kende zijn bloeitijd in de jaren 1950-1970 en nam in belang af toen in de reclame en andere populaire cultuuruitingen expressieve typografie een vlucht nam.

In onderstaand voorbeeld vormt de herhaling van de lettercombinatie u-n-d een onderstreping van het aaneenrijgen der uren. De moeilijkheid van het genre is dat het rebuseffect al snel afleidt van het idee. Maar dit voorbeeld van Ernst Jandl is subliem:

st
 und
   en
 und
st
 und
   (…)

Ernst Jandl, in Konkrete Poesie, Reclam, Stuttgart 2001 (1972).

Dankzij de bloei van Visuele poëzie in het huidige internettijdperk is ook concrete poëzie aan een revival begonnen. De Oostenrijker Anatol Knotek is een bekende beoefenaar, die ook in het Lo-Fi subgenre schrijfmachinepoëzie publiceerde:

Anatol-Knotek-Sich-entwickeln

Image: © Anatol Knotek, used with kind permission.

Bron: Anatol Knotek, ‘Sich entwickeln’, 2 4get her – SPECIAL EDITION 2014, Wenen 2014 (2013). Verkrijgbaar via Visual-Poetry.tumblr.com.

Found poetry

De poëzievariant van het objet trouvé of de ready made. Het gaat dus om poëzie de bestaat uit bestaande (gevonden) teksten, die tot poëzie worden verklaard, of die bewerkt worden tot een gedicht. Apollinaire experimenteerde met flarden tekst die hij bijvoorbeeld in het café opving:

La mère de la concierge et la concierge laisseront tout passer
Si tu es un homme tu m’accompagneras ce soir

Habbie

Ook wel: standard habbie of Burns stanza. Zesregelige strofevorm die vooral bekend is door het veelvuldige gebruik ervan door Robert Burns. Hij bestaat uit drie regels van vier heffingen, gevolgd door één regel met twee heffingen, gevolgd door opnieuw één met vier heffingen en opnieuw één met twee heffingen. Rijmschema: a a a b a b. De vorm gaat mogelijk terug op een versvorm van de troubadours.

 Wee, modest, crimson-tipped flow’r,
Thou’s met me in an evil hour;
For I maun crush amang the stoure
    Thy slender stem:
To spare thee now is past my pow’r,
    Thou bonie gem.

Robert Burns, ‘To a Mountain Daisy – On turning one down with the plough’, 1786. Online beschikbaar.

Limerick

Een van de bekendste dichtvormen, die tegelijkertijd bekend staat om zijn meestal niet al te poëtische inhoud. De Limerick is een een al eeuwen oude vorm van heffingspoëzie die terug gaat tot nog oudere volkspoëzie en het opmerkelijke is dat hij nog altijd populair is onder ‘het volk’, alhoewel De Volkskrant er weinig van moet hebben, want weinig verheffende heffingspoëzie. De enige absolute voorwaarde om te spreken van een limerick is de lengte van vijf regels. Meestal heeft het gedicht drie heffingen in de op elkaar rijmende regels 1, 2 en 5 en twee in de eveneens op elkaar rijmende regels 3 en 4. Je ziet overwegend dactylen in het midden van de regels. Een apart genre vormen limericks waarvan de eerste regel op een plaatsnaam eindigt. De inhoud van het gedicht verloopt vaak als volgt. Regel 1 introduceert het personage, regel 2 beschrijft een probleem, regel 3-4 beschrijft de oplossing of verdere plotontwikkeling en regel 5 de ontknoping. De kwaliteit van een limerick wordt bepaald door creatieve rijmvondsten en een verrassende of schunnige inhoud.

 There was an old man of Khartoum
Who kept two tame sheep in his room
   To remind him, he said,
   Of two friends who were dead;
But he could not remember of whom.

William Ralph Inge, in: The Lure of the Limerick.

Prozagedicht

Prozagedichten zijn gewoonlijk als proza getypografeerde korte teksten met één of meer eigenschappen die typisch voor gedichten zijn, zoals bijzondere beeldspraak, een bepaald ritme, klankherhaling, moeilijke interpretatie, gerichtheid op gevoelens en indrukken, etc.

De stormwind blaast in het groene veld.
Uit den donkeren hemel, zwaarwolkenden hemel raast de stormwind in het groen-donkere koren, in de haver en tarwe met slagen geweldig.
(…)
En de golvende, glooiende vlakte zich buigend onder den gang van den koning, den wind, breedvleugelend in aankomend gewaai. Als troepen van naderende schapen de buigende aren in naderend buigen over de breede vallei.
(…)
De regen komt aan grijs-vlagend als nevel, in troepen van buien in het geraas der orkanen, schrijdend gehaast over het rijzende en zinkende veld.
Kletterend de halmen en buigend zich draaiend in de weenende vlagen.

Frans Eerens, ‘Wind’, De Nieuwe Gids Jaargang 7, Amsterdam 1892. Online beschikbaar bij de DBNL.

Sneeuwbal

Klassieke beaming: versus rhopalici (‘knuppelsverzen’). Gedicht waar de lengte van de woorden of regels steeds met één letter of lettergreep toeneemt. Klassiek voorbeeld:

Rem
tibi
concessi
doctissime
dulcisonoram

Visuele poëzie

Er zijn verschillende opvattingen van wat er onder visuele poëzie verstaan zou moeten worden. De meest brede is: alle poëzie die door de ogen geconsumeerd wordt. Een smallere is: poëzie waar het visuele aspect essentieel is. Een nog smallere is: poëzie die deels of geheel bestaat uit elementen buiten de taal. Hieronder een foto van de installatie ‘Spijkerschrift’ (tekst: ‘DE DAGEN ZE DUREN SOMS EEN BEETJE BANG’, keramiek + spijkers) van het kunstenaarsduo SAGE (Saskia van Herwijnen & Gerrit van Schuppen):

sage-spijkerschrift-visuele-poezie

Beeld: © SAGE, met toestemming overgenomen van sage-art.nl.

Vrije verzen

De naam suggereert het al, bij vrije verzen is geen sprake van een dwingend metrum, voorgeschreven aantal versvoeten, rijmschema, aantal lettergrepen of aantal heffingen per regel. Het enige voorschrift is dat het uit verzen (regels) bestaat. De eventuele onderverdeling in strofes kan regelmatig of onregelmatig zijn. In theorie kun je vrij vers fabriceren door een prozatekst op te breken in verzen. In de praktijk gaat het vaak om een subtiel samenspel van ritme, woordkeuze en stijlmiddelen. Bij vrije verzen kan de dichter gemakkelijker gebruiken wat zich uit het onbewuste brein aandient.