Duiven en stenen
Een dichter is als een portier van een exclusieve club; hij hanteert een zeer ondemocratisch beleid wat betreft de woorden die hij toelaat in zijn poëzie. Naast het noodzakelijke opvulmateriaal zijn alleen woorden welkom met een positief effect op de sfeer, uitstraling en betekenis van een gedicht. Bij de clubdeur valt de keuze op foutloos geklede jongeren en/of mensen met het juiste netwerk. Bij een gedicht gaat het om woorden met de juiste klank, interessante dubbele betekenissen en associaties en mogelijkheden om ze in een gedachtegang te verwerken. En zoals er mensen zijn die er bij elke club zonder problemen inkomen, zo zijn er ook woorden die er zelfs bij de meest hermetische of eigenzinnige dichter inkomen. Twee van die woorden zijn duif en steen.
Een paar voorbeelden:
Zodra de steen er ligt herneemt
zijn lot haar loop. De steen weet niet
van opgeven: hij herhaalt zich;Hans Faverey
Ze weet soms nog waar ze is, als ze voor haar huis danst
meestal, na het dagelijkse voeren van de duivenWim Brands
Droef oogde ik na mijn heengevlogen duiven,
Hélène Swarth
Misschien is het iemand.
Misschien is het het.
Niet loslaten. Gakijken of het de duif is.
Hans Faverey
spit ik je grondige moestuin
timmer een til voor je sprekende duiven?Piet Gerbrandy
De steen bloeit.
De steen die niet kan bloeien,
Wat bloeit die steen.Arjen Duinker
Wat hebben duif en steen gemeen?
- Het zijn beide ‘leesplankwoordjes’.
- Duiven en stenen behoren tot de menselijke omgeving, maar zijn zelf niet menselijk.
- Het zijn natuurlijke symbolen: de stenen van onze huizen, langs de weg, aan onze vingers en op ons graf, het hart van steen; de duiven die we als kind en als bejaarde voeren, de vredesduiven, de liefdesduiven, postduiven.
- De woorden hebben te maken met stilte: stenen zijn zwijgzaam; duiven laten zich horen wanneer het stil is.
beeld: Open StreetMap.org