Jan Lauwereyns, Theorie van de rondworm
De eerste nieuwe dichtbundel die ik in 2015 heb gekocht is Theorie van de rondworm van Jan Lauwereyns, uitgegeven door Koppernik. Het is niet echt een dichtbundel, want het boekje bestaat uit één lang gedicht. Het is ook geen standaard gedicht, want de stijl zit dicht tegen proza aan en heeft soms meer weg van een surrealistisch filmscript. Het is evengoed het eerste deel van de splinternieuwe poëziereeks van Koppernik. Achterin staat: ‘Elk jaar zullen, onder redactie van Huub Beurskens, vier delen verschijnen. De eerste vier titels zijn van gerenommeerde auteurs die een fundament zullen leggen voor de kwaliteit van de reeks, waarin gaandeweg ook plaats zal zijn voor nog door het publiek te ontdekken Nederlandstalige of vertaalde dichters of voor debutanten.’ Dat belooft veel moois.
Titel: Theorie van de rondworm
Auteur: Jan Lauwereyns
Uitgever: Koppernik
Prijs: € 15,00 (nieuw)
Beoordeling: 
Omslag en titel
Het omslag van het onverwoestbaar ingelijmde boek (12,5cm b x 20cm h) is bonkig vormgegeven: groen met de titel in lichtgroene afficheletters en slechts een wormvormig lijntje als versiering. De titel is nieuwsgierigmakend, maar doet ook denken aan die van talloze titels van de vorm ‘de kunst van …’
Pagina 5-7
De eerste regels van Theorie van de rondworm luiden:
De nutteloze, overbodige, triviale pracht
van het lichaam in de dans:wie waanzin wil begrijpen,
moet de beweging bestuderen.(p. 5)
Dit fragment laat de basisstijl van het gedicht zien. Jan Lauwereyns gebruikt zinnen zoals die in proza zouden kunnen voorkomen en maakt ze poëzie door harde returns te plaatsen of een nieuwe pagina te beginnen. Het ‘poëtische gevoel’ is dus vooral een sterk vertraagd tempo. Lauwereyns vertelt een verhaal en wil je dat zo langzaam mogelijk opdienen.
Hij wacht echter niet met het verschaffen van een verklaring voor de titel; de hij-figuur ziet de wormpjes op de eerste pagina’s dansen in een petriglas, door een microscoop:
Hij zag de mogelijkheden
zich nu eens verscherpen,
dan weer terugtrekken(…) precies zoals
de minuscule rondwormen
(…)onder zijn lenzen.
(p. 6)
Theorie van de rondworm
De hij-figuur werkt blijkbaar als ‘hoofd van een labo’. Dan begint er vanaf pagina 8 iets wat op een droomscene lijkt, die ingeluid wordt door de regel: ‘Hij schoot wakker’. De hij-figuur stapt uit op een verkeerd metrostation en loopt een vrouw na die hij vervolgens in een flashback als meisje al heeft ontmoet toen hij Drosselmeyer [uit de Notenkraker] was en zij Clara. Hij achtervolgt haar in het nu tot in een snackbar/nachtcafé/bordeel genaamd Het Geheim waar een scene zich afspeelt die kenmerken van noir comics en een oosterse gangsterfilm combineert.
Exact in het midden van het boek (p.26-27) wordt de droom onderbroken door een beschrijving van het gedrag van de rondworm. Deze tekst staat deels ook op de achterkant van het omslag als verkoopaanbeveling:
Wormen die net hebben gegeten, zijn geneigd
om een plekje met veel lekker eten te verlaten
op zoek naar hermafrodieten.Uitgehongerde wormen blijven bij het voedsel,
ook al is er geen enkele hermafrodiet in de buurt.Maar laten we aannemen dat het mannetje
trek heeft in seks.(Waarom anders binnenstappen bij Het Geheim?)
(p.26)
De scene in het Geheim komt vervolgens tot een ontknoping, waarna de hij-figuur te vinden is aan zee, vervolgens weer in het laboratorium boven de wormen en tot slot weer aan zee. In welke toestand hij zich aan het eind bevind is niet vast te stellen.
Thematiek en stijl
Theorie van de Rondworm verbindt zaken als bewustzijn, droomtoestanden, automatisch gedrag, waarneming en beschrijving van waarneming met elkaar en vermengt hiervoor wetenschappelijk taalgebruik met literatuur en culturele/psychologische archetypes’ en cliché’s.
Lauwereyns heeft de stijl van veel witregels en nieuwe pagina’s, vermoed ik, geleend van Hans Faverey, die een verwante thematiek had. De vertraging van het leestempo is meestal effectief, maar soms heeft het verhaal te veel vaart voor deze stijl.
De dichter gebruikt weinig stijlmiddelen en hij lijkt de zware effecten bewust te mijden, met uitzondering van het tussen haakjes plaatsen van regels. De ’theorie van de rondworm’ zelf is een mooie uitvergroting van die van het ‘menselijk reptielenbrein’, maar voor de rest gebruikt hij weinig vuurwerk, wat zeker voor de droomscene op zijn plaats zou zijn geweest. Sommige metaforen zijn wat flets (‘Straten, steegjes, liepen elkaar voor de voeten’) en sommige toespelingen (‘Hij doolde eenzaam als een wolk’) missen in mijn ogen relevantie. Een stilistisch en ritmisch schitterende passage is:
Het klingelen van bellen, het drammerige
van aanhoudend terugkomen, soms wat sterker,
soms zwakker, een voorname rol van de piano,
altijd maar dezelfde noot,
het geluid van water, insecten op de achtergrond
in het midden van de nacht, de irrelevante klarinet,
de onbekwame saxofoon, de onderdanige percussie,
(…)
zo klinkt de rusteloosheid.Zo zou de soundtrack klinken.
p. 23
Ondertussen is het een bundel die je met gemak van kaft tot kaft leest en je de nodige piekerdromen bezorgt. Een dichtbundel met een spannende verhaallijn!
beeld: Wikimedia/Polyhedron (uitsnede, Creative Commons)
