Maand van de poëziedefinitie: poëzie is als humor
Veel mensen maak graag een onderscheid tussen gedichten en poëzie. Het predikaat ‘poëzie’ is voor slechts weggelegd is voor een deel van de gedichten, maar het criterium ervoor is, kunnen ze niet precies uitleggen. Dit wordt vaak als een positief punt gezien: poëzie is iets mysterieus.
Waar kunnen we dit mee vergelijken? We noemden al kunst met een grote of kleine k. In deze post kijken we naar het onderscheid tussen grappen en humor. Zijn gevoel voor humor en gevoel voor poëzie vergelijkbaar? En zo ja, zijn ze beide mysterieus of juist niet?
De vergelijking tussen poëzie en humor lijkt op één punt tenminste mank te gaan: poëzie is van toepassing op gedichten, maar humor niet per se op geïsoleerde grappen. Humor is afhankelijk van degene die de grap maakt, van de uitvoering, van de context, van het gezelschap en zelfs van de de toehoorder. Dan zien we nóg twee verschillen: het wordt algemeen aanvaard dat beleving van humor tussen individuen en groepen verschilt en gevoeligheid voor humor heeft (bijna) iedereen.
Wat gebeurt er wanneer we poëzie analoog aan humor omschrijven? Poëzie is dan niet meer strikt van toepassing op gedichten, maar ook afhankelijk van de dichter, de presentatie, het publiek en de individuele lezer. Dit verklaart in één keer ontzettend veel. Bijvoorbeeld het feit dat gevorderde lezers en dichters het deels oneens zijn over wat poëzie is. Het zorgt voor een demystificatie van poëzie. Poëzie is geen mysterie, we hebben het gewoon allemaal net ergens anders over.
Hier kun je tegen inbrengen dat dit niet is hoe we het woord ‘poëzie’ gebruiken.
Het antwoord hierop: we zouden het zo moeten gebruiken. Het zou de Parnassus wat minder een apenrots maken.