Maand van de poëziedefinitie:is poëzie mogelijk ondefinieerbaar?
Bovenstaand citaat komt uit een tekst van Piet Gerbrandy, te vinden op dereactor.org, een platform voor literaire kritiek. Het gaat hier niet om Gerbrandy; er zijn meer poëziedeskundigen die iets vergelijkbaars hebben beweerd. Kunnen we dat ‘ondefinieerbare’ op een strakke manier plaatsen?
Wat betekent hier ‘strakke definitie’?
Etymologisch letterlijk genomen betekent definitie ‘begrenzing’. Uit definitie van een priemgetal volgt welke getallen wél en welke niet tot de klasse van priemgetallen behoren. Dit is zo strak als het maar zijn kan. Het is onmogelijk dat er een getal gevonden wordt dat niet aan de definitie voldoet en tóch een priemgetal is. Priemgetallen kunnen zich niet aan een strakke definitie onttrekken, want hun bestaan komt voort uit de definitie.
Begrippen in de natuurlijke taal zijn meestal niet ontstaan door definitie, maar we kunnen er evengoed prima mee overweg. Iedereen weet in de meeste gevallen of iets een ‘boom’ is, ook al zijn er grensgevallen tussen bijvoorbeeld ‘boom’ en ‘struik’, zoals er grensgevallen zijn tussen ‘roman’ en ‘novelle’.
Bij poëzie zijn er ook grensgevallen, zoals prozagedichten, visuele poëzie, computerpoëzie, sinterklaasrijmpjes, leerdichten, rap, liederen, etc. Maar van de niet-grensgevallen is het niet erg moeilijk om een definitie samen te stellen op basis van typische eigenschappen van gedichten die tot de poëzie gerekend worden. Zoals je kunt uitleggen wat allemaal een hond is.
Dus: wat betekent hier ‘strakke definitie’?
Je zou kunnen denken dat Gerbrandy hier doelt op een wezensbepalende definitie van poëzie. Zoals bij priemgetallen ondeelbaarheid door een ander getal dan 1 en zichzelf het wezen aangeeft, zo zou er mogelijk ook iets kunnen zijn wat poëzieheid bepaalt. Voor alles van Homerus tot Heytze lukt je dat niet. Voor moderne vrije verzen misschien wél.
Wat kun je alleen in metaforen vatten?
Metaforen zijn wezenlijk voor menselijke taal. Het woorddeel ‘op’ in ‘optellen’ is zelfs een metafoor. Een metafoor is dan ook niet bijzonders: het omschrijven van het ene in termen van iets anders. Het woord ‘metafoor’ is zelf een metafoor. Het is Grieks voor transport, wat de Latijnse vertaling van metafoor is. Google metafoor in het Grieks en je krijgt een trein te zien.
Wat Gerbrandy lijkt te bedoelen is dat je poëzie alleen benaderend kunt definiëren in poëtische metaforen. In zijn woorden bijvoorbeeld:
Het gedicht is de arena waarin de materialiteit van klank en ritme de worsteling aangaat met de spiritualiteit van de betekenis.
We zien in het zand van het Colosseum dus twee worstelaars genaamd Materialiteit van Klank en Ritme & Spiritualiteit van Betekenis. Het gevolg van hun strijd heet ‘poëzie’.
Maar zoiets kun je ook neutraler formuleren, bijvoorbeeld: bij het lezen van een gedicht draait het om de gelijktijdige verwerking van klank-, ritme- en betekeniseffecten.
het gebruik van metaforen is ook niet meteen iets gewichtigs. Wanneer je van een vindaloo-gerecht zegt dat het ‘heet’ en ‘je mond in brand staat’ zijn dat volkomen heldere metaforen. Terwijl we hier ook geen ander taalgebruik dan metaforen hebben.
