Typografie van gedichten: conventies
Gedichten zien er in een bundel meestal ongeveer zo uit (voorbeeld: Willem Kloos):
Typische kenmerken: iets dikker papier, klassieke schreefletter in zwarte inkt, nieuwe dichtregels op een nieuwe regel, ruime regelafstand en royale witruimte om het gedicht heen. Zijn deze conventies functioneel?
Voor de dikte van het papier zijn drie redenen: het zorgt dat letters minder doorschijnen, het zorgt ervoor dat zelfs een klein bundeltje met een platte rug gebonden kan worden en het voelt chic.
Een klassieke schreefletter wordt gebruikt omdat dit minimaal de aandacht trekt en dus het gedicht zo ongestoord mogelijk laat consumeren. Het is tegelijkertijd een conservatieve keuze en benadrukt eerder het traditionele dan het moderne. Je ziet ook wel schreefloze letters, of combinaties (of monospace). Je krijgt dan zoiets:
Dan zijn er nog de conventies van de grote witruimte om het gedicht en tussen de strofes en de nieuwe regels op nieuwe regels. Zetten we die overboord dan krijgen we bijvoorbeeld in Bauhaus-stijl:
In tegenstelling van wat je zou denken, werkt het terugbrengen van witruimte juist bevrijdend en versterkt het zelfs het poëtisch lezen. De gewoonte om elk gedicht een nieuwe pagina te geven is pure marketing.