Wat poëzie is, volgens Harry Mulisch
De vraag ‘wat poëzie nu eigenlijk is’, wordt opvallend vaak door dichters behandeld en bijna altijd is het antwoord dat we dat niet kunnen definiëren. Harry Mulisch publiceerde in 1978 dichtbundel met de titel Wat poëzie is – een leerdicht. De titel is misleidend, want ook hij blijft de lezer het antwoord schuldig.
Mulisch beschrijft de poëzie zoals een dominee het opperwezen beschrijft:
Wat poëzie is
verwondert zo de wereldEn is zo onbereikbaar
als de regenboog.Niets wordt poëzie.
Iets is poëzie.(p. 10)
Daarna wijst hij een technische definitie af:
Men kan natuurlijk rijmen
of accenten kloppenTot men eelt heeft
op zijn knokkelsLettergrepen tellen
wroeten in de taal(…)
Een metafoor aanbrengen
als de parel in de oester(…)
Dat komt allemaal voor
in de poëzieMaar het is niet
wat poëzie is.p. 14-15
Uiteindelijk komt hij uit op het aanduiden van poëzie als een soort magie met woorden:
Tussen de dichter en de wereld
ligt een kloofDie met gevoelens niet
maar met woorden wordt gedicht.(…)
De dichter verleent het woord
eindelijk zijn plaats,Zijn eigenlijke woning
buiten het woordenboek (…)(Wat hier de logica betreft:
daar is het gat van de deur.)(…)
Poëzie (…)
is de gouden tong van het zwijgen.(…)
God schiep, zegt men,
het tijdelijke uit het eeuwige.De dichter maakt die blunder
stukje bij beetjeEenvoudig ongedaan.
p. 17-23
bron: Harry Mulisch, Wat poëzie is, Athenaeum-Polak & Van Gennep, Amsterdam 1978/79.
Wat hiervan te denken?
In de negentiende eeuw bestond de gedachte al bij o.a. Mallarmé dat poëzie werkt door een directe invloed op het onbewuste brein, waar we geen bewuste kennis van hebben. Maar toen Mulisch dit schreef was het brein nog steeds een black box, waarover je vrijelijk kon speculeren. De laatste decennia weten we we veel meer over hoe taal in de geest/het brein werkt. Bij het schrijven en bij de waardering van poëzie spelen zich hersenprocessen en sociale processen af, waarvan we een redelijk goede inventarisatie kunnen maken. De tekst is dus in die zin achterhaald.
Passages zoals:
Poëzie is de oplichtende
stilte van enig landschapDie niet de stilte is
van dat landschapMaar de stilte
van stilte
vormen een echte poëtische benadering van poëzie. Hier kun je niet zoveel tegen hebben, behalve dat het de zoveelste variant van poëzie als ‘sprekende stilte’ is.
Tot slot: Mulisch toont zich hier geen heel verfijnd dichter. ‘De gouden tong van het zwijgen’ is eerder de naam van een Chinese nachtclub dan een dichtregel.