Over de inscheping van de ark
[Vertaling van hoofdstuk 11 van Gestes et opinions du docteur Faustroll, pataphysicien:] Bosse-de-Nage daalde met zorgvuldig gekozen passen af, waarbij hij het oppervlak van zijn voeten plaatste zoals je een ingelijmd affiche afrolt en hij hield de sloep vast bij de oren, in navolging van de manier waarop oude Egyptenaren hun leerlingen onderrichtten. De rode metalen onderkant, gelijk aan die van een bootsmannetje, glinsterde in de zon terwijl de lange boot zich met zijn twaalf meter lange snavelvormige voorsteven uit de doorgang manoeuvreerde. De gebogen riembladen schuurden hoorbaar tegen de oude stenen wanden.
‘’a ’a!’, zei Bosse-de-Nage toen hij de boot op de stoep loste, maar hij voegde er dit keer verder niets aan toe.
Faustroll wreef de hoogrode wangen van de scheepsknaap over de sledes van de zitplaats om deze te smeren; zijn verschroeide gezicht glansde nog meer en wees ons als een opgezwollen boeglantaarn de weg. De doctor zat achterin op zijn ivoren stoel met de tafel van onyx tussen zijn benen, overladen met zijn kompassen, kaarten, sextanten en allerhande wetenschappelijke instrumenten; wierp in zijn voetenruimte bij wijze van ballast wonderbaarlijke wezens die waren overgebleven uit zijn 27 gelijkwaardige boeken en het manuscript waar ik beslag op had gelegd; sjorde de twee roertouwen om zijn ellebogen en terwijl hij me een teken gaf om tegenover hem plaats te nemen op het beweegbare vilten zitje (wat ik, dronken en overgehaald als ik al was, niet wist te weerstaan), bond hij mijn beide voeten met leren banden vast aan de bodem van de sloep en wierp in de richting van mijn handen de handvatten van de essenhouten roeiriemen, waarvan de riembladen zich spreidden als de ruisende symmetrie van twee pauwenveren die zich in hun eentje opzetten.
Ik trok de peddels achterwaarts zonder te weten waarheen, turend tussen twee rijen van natte lijnen in een grijze horizontaliteit, opdoemende vormen achter mij kruisend, die de snijdende riemen bij de benen afhakten; andere verre vormen volgden onze koers. We gingen op in de menigte zoals in een dichte mist en het hoorbare signaal van onze vooruitgang was het scherpe geluid van gescheurde zijde.
Tussen de verre vormen die ons volgden en de nabije die ons kruisten, konden we een nog derde, meer stationaire soort figuren waarnemen en Faustroll had er geen bezwaar tegen om mij uit te leggen dat het leven van zeevaarders bestaat uit aan land gaan en drinken en dat de rol van Bosse-de-Nage eruit bestond om de sloep aan land te trekken bij iedere halte op onze zwerftocht, evenals het plaatsen van tussenwerpingen tijdens onze gesprekken, wanneer een pauze noodzakelijk is en ik nam de wezens die ik in achterwaartse beweging ontdekte waar op een manier zoals de toeschouwers in Plato’s grot en vroeg keer op keer om mij te laten onderrichten door de meester van het schip, de zeergeleerde heer Faustroll.