Kan poëzie immuun zijn voor analyse?
Sommige dichters worden kriebelig bij de gedachte dat hun werk uit te leggen is. Het gaat niet om begrijpen, maar aangrijpen. Die kriebeligheid is begrijpelijk. Wanneer studenten Nederlands of psychologie tot in detail kunnen uitleggen waar je als dichter mee bezig bent, voel je je als een pottenbakker die op zijn vingers wordt gekeken. Het publiek hoort ook liever dat er nog iets van een mysterie over is gebleven.
De dominante dichtvorm van deze en de vorige eeuw is vrije verzen. Deze vormt leent zich ervoor om regels min of meer op te schrijven zoals ze in je opkomen, zonder veel redactie achteraf. Wanneer spontaniteit de essentie van goede poëzie is, moet je haar inderdaad niet teveel verstoren door bewustmakende analyses. Maar spontaniteit is niet wat een gedicht sterk maakt. Een goed gedicht is een samenraapsel van reageren op andere cultuuruitingen, van woordkeuze, van ritme, van klankeffecten en eventueel een plot. Die kun je analyseren zonder de kracht ervan kapot te maken. Je moet creatie en redactie van elkaar scheiden.