Tristan Tzara: ‘De dood van Guillaume Apollinaire’
bron openingbeeld: via Wikipedia, Gallica.fr (publ. dom.)
Van Paul Claes ontvingen we een vertaling van ‘La Mort de Guillaume Apollinaire’ van Dada-oprichter Tristan Tzara! De familie Tzara verleende vriendelijk toestemming voor de publicatie. Ik plaats eerst de vertaling en het origineel, en geef daarna een beetje achtergrond.
De herdenkingseditie van SIC
Het gedicht verscheen oorspronkelijk in januari 2019 in het modernistische tijdschrift SIC, een speciale uitgave ter nagedachtenis aan Apollinaire. Deze was twee maanden ervoor aan de Spaanse griep overleden. Bekende namen als Blaise Cendrars, Louis Aragon, Francis Picabia en Max Jacob stuurden een bijdrage in. Ik vind het ontroerend om te zien hoe Apollinaires typografische experimenten in verschillende gedichten zijn nagevolgd. In SIC was overigens in 1916 het bekendste beeldgedicht van Apollinaire gepubliceerd: ‘Il pleut‘.
Dada 3
Dat het gedicht van Tristan Tzara is opgenomen in SIC lijkt op het eerste gezicht opmerkelijk. Hij was 22 jaar oud en woonde toen nog in Zürich. Maar de revolutie in de kunsten trok zich weinig aan van landsgrenzen en Dada werd al in oprichtingsjaar 1916 druk besproken in de literaire kringen van Parijs. Gedichten van Parijse dichters vonden op hun beurt de weg naar Zwitserland. Ik heb het niet grondig uitgezocht, maar van Pierre Albert-Birot, de oprichter van SIC, was een ‘driestemmig’ gedicht opgenomen in het roemruchte Dada 3 (dec. 1918). Op dezelfde pagina zien we een stukje van Tzara over de dood van Apollinaire: ‘vont les trains, les dreadnoughts, les variétés et les usines hisser le vent du deuil pour le plus vivace le plus alerte le plus enthousiaste poète français ?’ Hij toont zich duidelijk een bewonderaar of in elk geval liefhebber. Dat Albert-Birot hem vroeg mee te doen aan de herdenkingsuitgave, lijkt door dit stukje meer dan logisch.
beeld: International Dada Archive (publ. dom.)
Correspondentie Apollinaire-Tzara
Apollinaire en Tzara en hebben elkaar nooit ontmoet, maar wel geschreven! Blakend van zelfvertrouwen en doorzettingsvermogen schreef de laatste met de internationale avant-garde. Dankzij bemiddeling door de kunsthandelaar Paul Guillaume wist hij in 1916 Apollinaire te bereiken, die toen herstelde van zijn hoofdwond en schedeloperatie in het Hôpital du gouvernement italien aan de Quai d’Orsay (Google Streetview). De brief van Tzara is te lezen bij Gallica. Uit het sympathieke begin van Apollinaires antwoord (te lezen bij de Bibliothèque Jacques Doucet) blijkt dat de waardering wederzijds was:
Mon cher Tristan Tzara,
J’aime votre talent depuis longtemps et je l’aime d’autant plus que vous m’avez fait l’honneur de le diriger dans une voie où je vous précède mais ne vous dépasse point.
Apollinaire kende werk van Tzara uit het eenmalige magazine van Cabaret Voltaire. Hij was er niet blij mee dat zijn gedicht ‘Arbre’ zonder toestemming in datzelfde blad was overgenomen, maar hij was zich bewust dat dit zijn imago als wegbereider van de nieuwe generatie versterkte.
De verdere strekking van de eerste brieven: Tzara vraagt Apollinaire om kopij voor een Franstalige bloemlezing, wat deze toezegt, maar niet zonder daarnaast te informeren of er in Zwitserland mogelijk betaalde interesse voor zijn schrijfwerk is.
Wanneer hij de beloofde gedichten inderdaad verstuurd heeft, zijn ze nooit aangekomen (niet ondenkbaar gezien de oorlogssituatie). Tzara ontving wel een presentexemplaar van Le Poète Assassiné, dat hij stuklas.
Later stelde Apollinaire zich echter terughoudend op. Zürich lag weliswaar in het neutrale Zwitserland, maar was evengoed Duitstalig. Hij kon zich een sterke associatie met de radicale Dada-groep niet veroorloven. Omgekeerd zette Tzara zich na de oorlog af tegen Apollinaire en andere voorgangers. In een – niet al te serieus te nemen – enquête in het surrealistenmagazine Littérature gaf hij Apollinaire het cijfer 3.
Gedicht en vertaling
Ik ken het werk van Tzara buiten de bekende Dada-werken niet goed, maar vorige week heb ik de verzamelbundel Dada est tatou Tout est Dada (Flammarion) aangeschaft. Zoals alle goede modernisten is hij niet bang om traditionele stijlmiddelen toe te passen. In ‘De dood van Guillaume Apollinaire’ is de belangrijkste stijlfiguur de adynaton, een figuur die kennelijk in zwang was bij de dadaïsten. Je illustreert een onmogelijkheid met een of meer absurde onmogelijkheden. Als bonus krijgt het publiek surrealistische beelden geserveerd, in dit geval bijvoorbeeld sneeuw die omhoog valt en zon die in de nacht schijnt. Het snel en verrassend schakelen met beelden is iets wat Apollinaire ook vaak deed. Het gedicht is dus ook in die zin een hommage. Of het beeld van de dood als vakantie een vondst van Tzara is, weet ik niet. Ik ken het alleen van het chanson ‘Supplique pour être enterré à la plage de Sète’ van George Brassens.
Typografie
Nog iets over het zetwerk. Bij de vertaling aan het begin heb ik de opmaak van Tzara’s bundel De Nos Oiseaux (1929) nagevolgd. De regels zijn ofwel gecentreerd, ofwel links/rechts uitgelijnd. Zoals je kunt zien is de typografie bij de Franse versie in SIC vrijer. Deze zal door de Franse zetter zijn vorgegeven op basis van een manuscript van Tristan Tzara. De fantasieletter die voor de titel is gebruikt, is niet wat we nu ‘modern’ zouden noemen. In het magazine wordt een bont palet van lettertypes voor de titels gebruikt. De compositie van het gedicht zelf is echter interessant. De regels lijken duidelijker op elkaar te reageren, als een soort script voor de voordracht. Maar de dichter is daar zelf op teruggekomen.
Nalatenschap
Tzara bleef in zijn latere leven een bewonderaar van Apollinaire. In een laat televisieinterview in 1962 (YouTube) zegt hij bijvoorbeeld dat Apollinaires artikelen over Afrikaanse kunst zijn eigen kunstopvatting hebben beïnvloed. Na zijn overlijden in 1963 komen uit zijn nalatenschap de drukproeven van Alcools, waarmee Apollinaire opdracht gaf alle komma’s en punten te schrappen. Een sprekende anekdote: toen Tzara in 1958 naar het Stedelijk Museum kwam voor een Dada-tentoonstelling signeerde hij na afloop de mede door hem verzorgde bibliofiele editie van Alcools, met een bijlage over de proeven. In zijn toelichting in deze uitgave roemt hij Apollinaire als een blijvende inspirator voor vernieuwing:
Dans la poésie d’aujourd’hui, la voix d’Apollinaire résonne, fidèle, fière et émouvante. Elle n’a pas cessé de nous étonner et c’est encore elle qui conduit la jeunesse à la conquête de nouveaux domaines et d’exaltante libertés.
Bronnen
—Guillaume Apollinaire, Alcools, suivi de reproductions inédites des premières épreuves corrigées de la main d’Apollinaire, commentées et annotées par Tristan Tzara, Parijs 1953.
—Michel Décaudin (red.), Apollinaire et les surréalistes: Lettres à Tristan Tzara et à André Breton, Parijs 1964.