Kun je van columns poëzie maken (en andersom)?
Er worden in Nederlandse magazines ontzettend veel columns geplaatst van het lichte type: een persoonlijk verhaal dat op smaak wordt gebracht met een stevige mening en een beetje stilistisch vuurwerk. Op de Facebook-pagina van de Bezige Bij las ik vanmorgen een column van Tommy Wieringa die vond dat het Letterkundig Museum zich op een veel te guur plekje bij Den Haag Centraal bevindt, ‘waar altijd een noordooster waait’ en dat het beter zou kunnen verhuizen naar het (warme) tropenmuseum, waar de bibliotheek recent is wegbezuinigd. Dit is het type column waar ik op doel: een scherpe mening (compleet museum moet van columnist verhuizen naar vrij willekeurige plek in andere stad), zonder serieuze onderbouwing, maar wel aantrekkelijk geformuleerd (contrast gure noordooster en tropen).
Dezelfde combinatie van elementen zie je bij veel gedichten. De ik neemt iets waar en geeft er een verrassende kijk op en het gedicht wordt stilistisch mooi geformuleerd. Een al wat ouder voorbeeld is de ‘Dapperstraat’ van J.C. Bloem (hier vrij te lezen met uitleg door Paul Rodenko). De ingrediënten van dat gedicht zouden ook voor een column kunnen worden gebruikt. De laatste jaren worden heel veel gedichten volgens deze vorm gepubliceerd. De meeste extreme dichter in het genre is Nico Dijkshoorn, wiens gedichten gewoon columns zijn. Maar ook veel reguliere poëzie is gebaseerd op een columnwaardig idee.
Kun je van elke column van bovengenoemd type een gedicht maken en andersom? En zegt dat iets over de houdbaarheid van de gedichten?