Que vlo-ve? – aflevering 2
beeld: Ben White, Unsplash (publ. dom.)
Het zijn de Ardennenweken en we vertalen Guillaume Apollinaires meest betoverende korte verhaal ‘Que vlo-ve?’ als minifeuilleton. Vandaag deel 2. Klik hier voor deel 1.
Que vlo-ve? (2)
door Guillaume Apollinaire | vertaling: Wouter van der Land
Die dag sloeg Que vlo-ve? vuur voor zijn pijp op de door zware, kromgegroeide bomen omzoomde weg…
Vier jongemannen liepen hem voorbij. Het waren: Hinri uit Vielsalm ; Prosper de dagloner, een voormalig landloper die ook in de buurt van Parijs in de raffinaderijen had gewerkt hij woonde momenteel in Stavelot; Gaspard Tassin de jager, een stroper uit Wanne: zijn vilthoed was versierd met een sperwervleugel en hij rookte een walmende pijp van jeneverhout; en tot slot Thomas de babo, wat wil zeggen de slapjanus, arbeider in een looierij te Malmédy. Zijn vrouw was nogal knap, wat ertoe leidde dat ze met allerlei volk het bed in dook, zowel burgerlieden als arbeiders, terwijl hij, wanneer hij de kans kreeg, fabrieksmeisjes en Duitse dienstertjes dik maakte, die het naar zijn zeggen heerlijk vonden om schlôf met hem te gaan, omdat hij als geen ander bedreven was in het hard en langdurig rampetampen.
Nadat hij zijn pijp had aangestoken, rende Que vlo-ve? achter hen aan en riep: ‘Bonjou, tertous!’
Ze draaiden zich om: ‘Bonjou bai’ valet!’
Que vlo-ve? keen hen vrolijk aan en stelde zijn onvermijdelijke vraag, de reden van zijn bijnaam: ‘Que vlo-ve? Nom di Dio! Luistert naar mijn gitaar. Kunnen jullie het horen?’
Hij gaf er twee klappen op. Hij galmde.
’Hij klinkt holler dan een scheet van de duivel, nondeju! Ik durf te wedden dat we peket gaan drinken bij Chancesse, hier vlakbij!… Luistert u!…
En nadat hij zijn gitaar gestemd had, zette hij de Brabançonne in. Maar de mannen riepen: ‘Stil graag!’
Toen begon hij de Marseillaise en na het eerste couplet riep hij: ‘Nom di Dio!’
En hij zette in:
Isch bin aïn Preusse…
Maar de babo herhaalde: ‘Wees toch stil, u bent een Pruis die geen Duits kent… Stil graag!… ik wil schlôf gaan met Chancesse.’
En de jongens zongen in koor:
…en als er nog iets over is dan is dat voor dat meid
Maar als er niets meer over is dan klopt zij op haar buik
En tralala Lisette, mijn Lisette
En tralala Lisette, mijn Lison.