Que vlo-ve? – aflevering 3
voorpaginabeeld: Pixabay (publ. dom.)
We vervolgen onze vertaling van misschien wel het mooiste verhaal dat zich afspeelt in de Ardennen: ‘Que vlo-ve?’ uit Apollinaires eerste verhalenbundel L’Hérésiarque et Cie (De aartsketter).
beeld: Pixabay (publ. dom.)
Ze liepen bij Chancesse naar binnen. Zij zat wijdbeens haar rozenhoedje te bidden. Haar tieten leken als een lawine in haar hemd naar beneden te storten.
In een hoek zat de dichter Guyame tegen zichzelf te praten achter zijn glaasje peket. Bij binnenkomst groetten de jongelui: ‘Bonjou vos deusses!’
Guyame en Chancesse antwoordden: ‘Bonjou tertous!’
Ze bracht glazen en schonk peket terwijl er gezongen werd:
Ik hoor het achterste van mijn glas…
Guyame kwam erbij staan.
’Que vlo-ve?’, zei de gitarist terwijl hij zijn pijp tot leven blies.
Guyame schonk peket in een glas dat hij had meegenomen. Hij dronk, klakte met zijn tong, liet een scheet ontsnappen en zei tegen Prosper: ‘Probeer hem te pakken, jij oude Parijzenaar.’
Omdat het tegen zonsondergang was, passeerde gedurende lange tijd langzaam een kudde koeien langs de herberg, vooruitgedreven door een meisje op blote voeten.
We moeten nu al onze moed bijeenrapen, want dit is het moeilijke moment. We moeten zingen over de glorie en schoonheid van de in de lompen gehulde zwerver Que vlo-ve? en van de dichter Guillaume Wirin waarvan de lompen ook een goede bedelende bedelaar bedekten. Laten we doorzetten! Apollo! mijn beschermheer, je bent je stem kwijt, ga weg! Laat die ander komen: Hermes de dief, meer waardig dan jij om de dood van Que vlo-ve? de waal te bezingen, waarover alle elfen van de Amblève weeklagen. Laat hem aantreden, die schrandere dief met zijn gevleugelde voeten,
Hermes, god van de lier en dief van ’t grazend vee,
en laat hij naar Que vlo-ve? en op Chancesse alle kwade sneeuwgeesten sturen, waarvan men in het noorden gelooft dat zij levens noodlottig kunnen kwellen. Dat hij, mijn tweede beschermheer in mijter en koorkap mag meebrengen: de heilige bisschop Apollinaris. Die zal het beschilderde houten kruisbeeld beschutten, dat te lijden heeft op het kruispunt;
Van verre schapenstal vol lammeren lief en triestig
Al blatend zoet van blik komen de kluizenaars
En lyrisch is hun groep in eindeloze dans
Op elke avond naar het kruis van deze Christus