Woordspelingen en hogere literatuur
Deze week staat voor velen in het teken van de verschijnen van de vertaling van de Faustroll, met donderdag een ongetwijfeld spectaculaire officiële lancering in tempel van de verbeelding Tuschinski. Het boek is een sleutelwerk in de geschiedenis van de modern(istisch)e literatuur. Het heeft bijvoorbeeld bijgedragen aan het salonfähig maken van woordspelingen.
Woordgrappen en woordspelingen horen niet thuis in volwassen, beschaafd taalgebruik. Dat is de norm in het Westen. De enige volledig geaccepteerde uitzonderingen zijn komedie, cabaret, krantenkoppen, satire, speeches en poëzie. In romans wordt er meestal uiterst spaarzaam gebruik van gemaakt. De reden is eenvoudig: een woordgrap is een teken voor niet-serieusheid. En het huis van de Westerse hoogcultuur is gebouwd op serieusheid. Hier kan een hersenfysiologische oorsprong voor zijn. Er is een hersenbeschadiging die ertoe leidt dat de patiënt het niet kan helpen om aan de lopende band woordspelingen te maken. Is het iets wat je ‘leert’ onderdrukken?