Een wolkenverschijning (Un Fantôme de nuées)
beeld: Gallica.bnf.fr / BnF
Vandaag een vertaling van een van de Picasso-gedichten van Apollinaire: ‘Un Fantôme de nuées’. Zonder moeite zijn de beelden uit Picasso’s blauwe en roze periodes te herkennen, waarin hij een hele serie werken met kunstenmakers als onderwerp schilderde en tekende, zoals de Jonge acrobaat op een bal.
Je zou het een surrealistisch gedicht kunnen noemen; de werkelijkheid gaat over in verbeelding, waarmee betekenissen over elkaar buitelen zoals de acrobaten die beschreven worden.
Van het ontstaan van dit gedicht was André Billy getuige. De twee schrijvers besluiten om samen aan één tafel te gaan zitten schrijven, maar dat begint met heel lang niksen. Om de ban te breken begint Apollinaire een stukje proza te schrijven, dat vervolgens ontspoort tot dit gedicht.
De Franse tekst van ‘Un Fantôme de nuées’ is te vinden bij obvil.paris-sorbonne.fr. Het gedicht verscheen op 5 december 1913 in het maanblad Les Écrits français (te vinden op Gallica.fr) en later in Calligrammes.
Een wolkenverschijning
door Guillaume Apollinaire | vertaling: Wouter van der Land
Sinds het de dag voor de veertiende juli was
Tegen vier uur in de middag
Liep ik de straat af om de kunstenmakers te zien
Je ziet ze niet zo veel meer in Parijs
Die lui die buiten hun kunstjes doen
Toen ik jong was zag je ze vaker dan vandaag
Ze zijn massaal uit de stad weggegaan
Ik nam de boulevard Saint-Germain
En op een klein pleintje gelegen tussen Saint-Germain-des-Prés en het standbeeld van Danton
Daar trof ik de kunstenmakers
Een menigte omringde hen stil en geduldig wachtend
Ik zocht een goed plekje in die kring om alles te zien
Geweldige gewichten
Belgische steden met uitgestrekte arm opgetild door een Russische arbeider uit Longwy
Zwarte holle halters met als stang een gestolde rivier
Vingers rollen een sigaret zo bitter en zo heerlijk als het leven
Vele vuile tapijten bedekten de grond
Tapijten met plooien die nooit meer verdwijnen
Tapijten die bijna helemaal vervaald zijn door het stof
Waarop wat gele of groene vlekken zichtbaar blijven
Zoals een melodie die je achtervolgt
Zie je die magere wilde man die daar staat
Uit zijn grijzende baard kwam de as van zijn voorvaderen
Daarmee droeg hij zijn hele erfelijkheid in ’t gelaat
Hij leek te mijmeren over de toekomst
Terwijl hij werktuigelijk draaide aan een orgel
Dat wonderlijk jammerde met een trage stem
Met geklok en gekras en een gedempt gesteun
De kunstenmakers bewogen niet
De oudste droeg een tricot in die paarsachtige roze kleur van de wangen van sommige meisjes die fris maar dichtbij de dood zijn
Dat roze nestelt zich vooral in de plooien die hun monden vaak omringen
Of bij de neusvleugels
’t Is een roze vol van verraad
Die man droeg dus zo de vuile kleur
Van zijn longen op zijn rug
Armen armen overal gingen op wacht staan
De tweede kunstenmaker
Had als kleding alleen zijn schaduw
Ik keek langdurig naar hem
Zijn gezicht ontgaat mij helemaal
’t Is een man zonder hoofd
Een ander tot slot leek op een straatschooier
Op een gangster goed en een schoft tegelijk
Met zijn opgeblazen broek en met zijn sokophouders
Leek hij zo niet sprekend op een pooier trouwens
De muziek stopte en er startten onderhandelingen met het publiek
Dat op het kleed in centen opgeteld tweeëneenhalve franc neerwierp
In plaats van de drie franc die de ouwe als prijs had vastgesteld
Maar toen duidelijk was dat er niemand meer iets zou betalen
Besloot men om toch met de show te beginnen
Van onder het orgel kwam een piepkleine kunstenmaker gekleed in pulmonaal roze
Met een randje van bont om de pols en om de enkels
Hij slaakte korte kreten
En groette ons allen vriendelijk met gebogen armen
Handen gespreid
Klaar voor een kniebuiging met één been naar achteren
Salueerde hij zo richting de vier windstreken
En toen hij op een bal liep
Werd zijn dunne lijf zulk een fijnzinnige muziek dat niemand in het publiek er ongevoelig voor bleef
Een kleine onmenselijke geest
Dacht iedereen
En deze muziek van vormen
Vernielde die van van het mechanisch orgel
Gedraaid door de man met zijn voorgeslacht op het gezicht
De kleine kunstenmaker maakte een radslag
Met zo’n harmonie
Dat ’t orgel stopte met spelen
En de orgelspeler verborg zijn gezicht in zijn handen
Zijn vingers leken afstammelingen van zijn bestemming
Miniatuurfoetussen kwamen uit zijn baard
Nieuw gegil van roodhuiden
Engelenmuziek van bomen
Verdwijning van het kind
De kunstenmakers hieven hun halters met gestrekte armen
Ze jongleerden met de gewichten
Maar elke toeschouwer zocht in zichzelf het wonderbaarlijke kind
Eeuw o eeuw van wolken
Noten
Een wolkenverschijning (Un Fantôme de nuées) De titel is een toespeling op de mythe van Ixion, die de liefde bedrijft met een wolk waarvan hij denkt dat het de godin Hera is.
veertiende juli Op het place Henri-Mondor was 1889 een standbeeld voor Danton geplaatst ter gelegenheid van het eeuwfeest van de Franse revolutie.
Kunstenmaker (saltimbanques) De ‘saltimbanques’ kennen we van de schilderijen van Picasso. Het zijn straatacrobaten, -muzikanten en vergelijkbare artiesten.